Anke de Lange, reflectie, maart 2022
Wanneer ik vanuit mijn huidige situatie terugkijk op het beeld dat ik vroeger van ‘het leven’ had, ontglipt mij een glimlach. Van de kinderlijke en logische opbouw die ik veronderstelde, blijkt geen sprake. De plannen die ik ooit maakte zijn bijna alle niet uitgekomen. Soms, omdat het kennelijk zo bedoeld was, kon ik een tijdje door met mijn ideeën en volgde ik het pad van mijn leven dat ik bedacht had. Maar steeds opnieuw kwam er ergens ver weg dat kruispunt.
Foto: Anke de Lange
Alsof het leven me steeds een tijdje mijn gang laat gaan om mij vervolgens met een liefdevolle, zachte maar duidelijke hand met een tikje naar links of naar rechts een andere richting in doet gaan. Zo ervaar ik dat. Wonderlijk genoeg heb ik altijd ‘weet’ van deze kruispunten, ver voordat ze zich daadwerkelijk voordoen. Maar gelijk Jonas uit het gelijknamige Bijbelverhaal, kies ik er steeds voor om niet naar dat ‘weten’ te luisteren. Onherroepelijk volgt in de loop van de tijd vervolgens de ‘koerswijziging’. Ik vraag me af of de effecten daarvan minder hevig en minder aangrijpend zouden zijn wanneer ik me vanaf het moment van ‘weten’ over zou geven aan de koerswijziging.
wij moesten scheiden
keken naar de heuvelflank,
aten een perzik.
Een laaghangende zon, behaaglijke temperatuur aan het einde van een zomerse middag, en de berusting: wij moeten scheiden. Een opmerking, in de context van de heuvelflank en een perzik, bijna achteloos gemaakt. Rust. Alsof een onvermijdelijk uit elkaar gaan niet meer is dan dat. Er is een tijd van samen; en er volgt een scheiding. Een scheiding waarvan ‘wij’ weet hebben. Een gezamenlijkheid houdt op te bestaan. En er is een wederzijdse weet hebben van: in dát moment. Er spreekt bijna een zekere weldadigheid uit.
Hoe anders vergaat het mij, als het gaat om afscheid. Anderhalf jaar voor mijn relatiebreuk vertelde ik aan een vriendin dat deze relatie ten dode was opgeschreven. Ik liep op dat moment, op een prachtige zomeravond door een donker bos, voor zover bos in de zomer donker is, en was mijn bespiegelingen aan het inspreken in mijn telefoon. Ik wist: dit kwam niet meer goed.
Foto: Anke de Lange
Toch duurde het nog ruim een jaar voor de breuk definitief werd. En vreemd genoeg, sloeg het besluit in als een bom. Niet vanwege de breuk op zich – wel vanwege het ontbreken van ‘wij’ in dat moment. En vanwege de bevestiging dat ik – wederom – niet van waarde bleek.
dat onverhoedse – erger:
tussen klauwgreep en de dood
Dit alles maakt dat het opgaan van een ‘mij in een ‘wij’ voor mij een uiterst hachelijke onderneming is. Immers, hoe moet ik mij beschermen tegen die onvermijdelijke scheiding die gaat volgen? Er is weinig zo ontwrichtend voor mij als het aangaan van een relatie met een betekenisvolle ander. Zeker als die, zoals nu het geval is, zich in een pril stadium bevindt en het leren kennen van de ander en tevens mezelf in aanwezigheid van die ander centraal staat.
deze lange nacht –
het ruisen van het water
zegt mijn gedachten
Het lijkt van puur levensbelang om voldoende tijd met alleen mijzelf door te brengen, tussen de ontmoetingen in. Tijd waarin ‘zijn met mezelf’ het enige is dat er toe doet. Met een kop thee, mijmeren in de zon, luisteren naar muziek of simpelweg de natuur in voor een wandeling. Alleen zijn, bijna ademloos luisteren en me verbinden met dat wat om me heen is. Immers, zoveel ademt, zodat er ruimte en tijd is om alle indrukken, alle woorden te laten bezinken en hun plek te laten vinden in mijn ik-besef. Zodat er voldoende ruimte en tijd is om de weerspiegeling van alles dat indruk heeft gemaakt in de wereld om mij heen, te integreren in mijzelf.
vóór de berghut staan,
het dal en zeezicht ineen
– dit te beschouwen
wat er is, reikt niet verder,
hij durft het te erkennen
de schemer zet in,
heuvelkammen scherpen zich,
het wordt ánders stil
helder maanlicht nodigt uit
zich in de nacht te voegen
Er is niets waarin ik mijzelf zo terugvind als in de natuur. Er is geen andere plek om zo in op te gaan en in te verdwijnen, als de zandplaat aan de westkust van Schiermonnikoog.
Foto: Anke de Lange
De uitgestrektheid, de overweldigende schoonheid van kleuren; nergens is mijn nietigheid, zijn mijn grenzen zo troostvol als daar. Het is bijna paradoxaal om mijn grenzen daar zo te weten, en diezelfde grenzen als volstrekt onbelangrijk te ervaren. Mijn ‘ik’ lost op of wordt juist die ik daar dan ben, en alles dat voor mij dit leven zo ongelooflijk zorgwekkend kan maken, mij even loslaat. Daar waar ‘opgaan in een wij’ bijna voelt als sterven, voelt opgaan in deze plek als een wedergeboorte. Ik herbron. Twee keer per jaar laaf ik mij aan die plek. Steeds weer keer ik terug naar huis met de heilige intentie het vanaf nu echt anders te doen. De kracht die ik daar ervaar vast te houden in mijn dagelijkse leven, in mijn werk en in mijn relaties met anderen.
Dus kennelijk is het niet het ‘opgaan’ dat mij ware angst aanjaagt. Het is het ‘geen waartoe’ in het samenzijn met de ander wat de werkelijke onrust veroorzaakt. In mij bevindt zich een hardnekkige overtuiging van het niet ‘niet goed genoeg zijn’. Let wel, het niet goed genoeg zijn van mij voor de ander, het niet van waarde zijn voor die ander. Daar waar ik als mens van waarde ben voor en met mezelf. In zijn algemeenheid blijkt die waarde op den duur geen stand te houden in het samenzijn met een betekenisvolle ander.
Ofwel, er zal verlaten worden. Ik hoef daar zelf niet over na te denken, immers: de ander zal mij verlaten.
de korenhalmen
slaan in de windhozen neer,
blijven zo liggen
hem rest dan slechts één uitweg,
vindt die in verre reizen
Voor mij blijkt het waddengebied – De Wadden – die ene uitweg. Vooralsnog. Jazeker.
Foto: Anke de Lange
Vorige monorenga: De roerdomp – een sprookje – Simon Buschman volgende monorenga: Ongewis – Simon Buschman