Haar eigen kompas

Haar eigen kompas Erik Heijerman, reflectie

Bertha stapt op zesjarige leeftijd het verhaal binnen, op het moment dat ze wordt aangenomen in een boerengezin. Een eenvoudige wereld waarin vroeg opstaan en hard werken de dienst uitmaken. Waar komt zij vandaan, wat is haar oorsprong? Wie zijn haar ouders? Hoe is dit licht gehandicapte meisje met zwabberende benen die eerste zes jaar doorgekomen, en wat heeft dat haar gedaan? Wie heeft ervoor gezorgd dat zij in het boerengezin werd opgenomen?

We weten het allemaal niet. In eenvoudige, bijkans kinderlijke taal vertelt zij het verhaal van haar ontwikkeling vanaf dat moment. Misschien hebben de regelmaat van het boerenleven en de vaste gewoontes die daarin heersen haar een kader geboden dat vooreerst een beetje vastigheid gaf. In ieder geval komt ze terecht in een gezin waarin er voor haar gezorgd wordt, en dat is al wat anders dan een opvoedingsgesticht of internaat. De eerste tanka suggereert dat zij er een zeker ‘thuis’ ervaart, met ‘geuren die me vertrouwd zijn’. Heeft ze iets van veiligheid en geborgenheid gevoeld? Dat komen we uit haar verhaal niet te weten, en uit wat voor soort mensen het gezin was samengesteld weten we ook niet, noch hoe de opvoeding verliep.

Wat we wel weten is dat ze naar school gaat, daar aanvankelijk gepest wordt, maar door ingrijpen van haar stevige boerenbroers daarvan geen last meer zal hebben. De volgende personages op het toneel zijn het vrouwelijk schoolhoofd en haar man. Bertha’s geest wordt gestimuleerd als ze op school in haar rolstoel de lijsten in de bibliotheek mag bijhouden, en boeken innemen en terugzetten. Ze wordt gestimuleerd te schrijven over wat ze allemaal leest, ‘gewoon wat ze leuk vindt’. Haar intellectuele ontwikkeling is zodanig dat ze naar het gymnasium mag, waar ze zes mooie jaren op het internaat heeft, prima zichzelf kan zijn en ‘heerlijk kan puberen’. Maar dat puberen en steeds meer zichzelf worden heeft een schaduwkant.

De wereld van het boerengezin en het dorp is sterk gesocialiseerd; met vaste gewoontes en verwachtingen. Bertha is zich aan het losweken uit deze context, ook van het katholieke geloof. Haar kijk op de wereld en de plek die ze daarin nog zoekt verandert. Ze gaat voorwaarts, op zoek naar ‘verre bergen in het waas van vroege lenteschemer’, maar dat brengt haar in een innerlijk conflict dat ze aanvankelijk als een stil, intens verraad ervaart. Het leven in een dorp heeft iets statisch, gewoontes liggen vast, je wordt geacht je aan te passen, te denken zoals men denkt. Daarin jezelf te worden en je eigen weg te gaan voelt als een vorm van verraad.

Echt verraad is echter een bewust morele handeling, bestaande uit een schending van vertrouwen, zoals die voorkomt bij onverschilligheid, gebrek aan zorgzaamheid, onoprechtheid, het niet nakomen van beloftes, liegen, enz.* Maar hiervan is bij Bertha echt geen sprake. Het voelt wel als verraad dat zij het vertrouwde dorp, ‘die wereld’, gaat verlaten, maar dat is eerder een ervaring dan een feitelijke kwalificatie van iets dat zij anderen bewust aandoet.

Bergen aan de horizon

Foto: Erik Heijerman

Verraad is hier slechts de lijnen doorbreken, het onbekende tegemoet gaan (Milan Kundera), en dat is niet moreel verwijtbaar.

Een stap vóór het verraad ligt een gevoel van diepe verscheurdheid, een verscheurdheid tussen de neiging om te blijven hangen in de vertrouwde omgeving die vanaf haar zesde haar bedding was, en het verlaten daarvan. En dat is wat Bertha overkomt (zij heeft er gesprekken over). Maar zij raakt er niet ontredderd door, aangezien ze haar rugzak inmiddels gevuld heeft met een zelfvertrouwen dat leven vanuit vertrouwen mogelijk maakt.

‘Vertrouwen veronderstelt dat men zich laat inschakelen in een netwerk van relaties waarvan men zelf niet de oorsprong is, waarin het eigen leven op een onbeheersbare manier is ingebed, en waardoor men ook zelf voor anderen op onbeheersbare wijze betekenis krijgt en hun leven bepaalt.’** Bertha durft de toekomst tegemoet te treden en nieuwe netwerken van relaties aan te gaan, relaties waarvan zij die haar eigen oorsprong niet kent de oorsprong niet is; relaties die onbeheersbaar zijn, maar waarin ze desondanks haar leven laat inbedden. Zo wandelt dit aangenomen meisje, nu volwassen vrouw, moedig het verhaal weer uit, met een open blik en geleid door haar eigen innerlijke kompas.

* Zie Robert Solomon en Fernando Flores, Een kwestie van vertrouwen. Kampen: Agora, 2002.

** Herman De Dijn, Hoe overleven we de vrijheid, Kapellen/Kampen 1993, hfst. 6, ‘Vertrouwen’.

 
 

Vorige vertelling: Mijn eigen rugzak          volgende vertelling: Zijn wolken – 1