Op een gegeven moment ontstaat er twijfel. Het ene moment weet je er niet van, en dan sluipt het binnen. Het krabt als een vermoeden aan je bewustzijn. Het lijkt een nevel die opstijgt uit een bos en daarboven die unieke wolk vormt. Zo wordt twijfel geboren. En zoals die wolk stijgt en groeit, zó wordt de twijfel je eigen twijfel.
Ik heb een lange, bewolkte periode gekend. Ruim 45 jaar met vooral erg donker weer. Het begon met een opmerking van een zangpedagoge en hield pas op met een brief waarin de uitslag van mijn DNA-test klip-en-klaar stond: 99,9% zeker-heid!
Na een ik-leven
wordt ieder door onze dood
slechts herinnering;
enkele generaties
en je gaat óp in stilte.
Ekaku Hakuin, Zenmeester, 1686-1768
De zangpedagoge Cataleya vroeg me eens ‘zomaar’ waar die bijzondere Oost-Europese klank in mijn stem vandaan kwam. Toen ik het mijn moeder vroeg, antwoordde ze zwijgend, zoals zo vaak: ze zei niets. Maar de DNA-brief van 45 jaar later deelde mij mee dat ik gewoon een meisje, nu oude vrouw van het Andalusiese laagland ben.
Daartussen lag een ontwrichtende tijd waarin ik zocht naar houvasten, naar herkenningen in mijn eigen karakter, in de haarlijn van mijn kinderen, mijn muziek, veelal in een mineursetting die ik componeerde op de teksten die een goede vriend voor mij in zijn bundeltjes had aangekruist. En … menigeen om me heen zei dat het allemaal verzonnen was, tja, flauwekul. Maar mijn Poolse schoondochter zei dat ik Poolse ogen had en kon drinken als een Poolse …
Als mijn vader mijn vader niet was, dan wist ik wél wie het dan was. Dat was best een voordeel. Want op hem heb ik toch die hele tijd een geheimzinnige koers gevaren. Hij was een Poolse militair. Joods. En als hij mijn vader was, dan zou mijn oma in 1944 zijn vergast. Dat vond ik nog het allerergste.
Ruïnemuren:
hier en daar wild gras,
fluitenkruid en kattenstaart;
de torens in de steigers
– zij, starend in een verte.
Daar heb ik om gehuild als ik Pools veel gedronken had. En ik had ook nog verhalen over hem. En een foto bij schuimende watervallen in Killin, in de Schotse hooglanden, waar hij zijn opleiding had gehad na zijn vlucht uit Polen.
Door stom toeval herkende ik de plaats van die foto en ging er heen. Ik herkende de rotsen waarop hij gezeten had, emotioneel nog steeds zat, ik zei hem dit dan ook in mijn toen-en-daar gedrag. Alleen, daar op die brug, maar ook: vader en dochter,
Ik mailde en belde met mensen met zijn uitzonderlijke naam. Van één van hen kreeg ik een kaartje met Kerst. Het ontroerde me diep. Maar niemand die me werkelijk zei: ‘Jij bent van hem! Je bent zijn dochter. Familie.’
Op het dode hout
huisjes van metselbijen,
levenslang alleen;
langs de heiderand korven,
kolonies – gegons, gedans.
En door de jaren heen stapelden de toevalligheden zich op. En, de onderliggende twijfel bleef gelijkwaardig meegroeien.
Ik ontdekte zelfs dat mijn moeder mij een hele andere naam had willen geven en ik ontdekte ook nog welke. Ik zou Agnes zijn geweest, naar het getrouwde stiekeme lief van de bekende Schotse, al jong gestorven dichter Robert Burns, 1759-1796:
O tread ye lightlyon his grass ―
Perhaps he was your father.
Geen Kalila, zoals de Franse vriendin van mijn vader in de periode dat mijn moeder zich vermaakte met de Pool. Maar Agnes.
En toen kwam de DNA-brief. De Pool was niet mijn vader. Ik ben geen Agnes. Ik ben gewoon Kalila. Maar toch ben ik nu niet meer wie ik was vóór die brief. Ik voel me behoorlijk ontheemd. Nu pas besef ik dat ik kracht putte uit het levensverhaal van de man die mijn vader dus niet blijkt te zijn. Zo ‘pijnlijk’ dat dit houvast niet waar bleek; en mijn moeder intussen gestorven was.
In de avondzang
kunnen geluiden klinken
van vinken, duiven,
ook mussen – maar niet altijd;
samenzang overstijgt dat.
Taigu Ryokan, Zenmeester, 1758-1831
Ik ben al met al een gewone Andalusiese, doodgewoon. Met ook nogal saaie ouders. En … geen opwindende vermoedens meer.
Gewoon, vrijdag visdag. Gewoon, Kalila.
Vorige vertelling: Elisa. Mare. volgende vertelling: Mijn eigen rugzak