Op jouw wijze zet jij
chrysanten in een vaas
een aantal dichtbij bloei
de rest in knop
het lange pad
van knop naar bloei
of zomaar onderweg
chrysanten uit het veld
bijeen geplukt
uit lange strakke banen,
een arm hermetisch vol
het groen, het effen groen
rondom de fraaie kleuren
maar overwegend rood
de vaas dof aardebruin
— gevonden op een tocht
door hoog ruig rotsgebied;
jij keek er naar, zei niets.
Van tijd tot tijd herschik je
doe je de uitbloei weg:
zo gaat ’t in dit leven
verzeker jij — jezelf en mij;
ik kijk je aan en knik dan ja.
Jij bad zo vaak een schietgebed
wanneer het jou weer eens
zoveel te machtig werd
— ook onverhoeds —
jij neuriet van ontreddering
ook nu weer in mijn hoofd
dat vol blijft van je dood
de dagen zijn beheerst te doen
en ik besef dat goed
— wel speels niet altijd vrij —
verbaasd en kwetsbaar ruim
de vogels doen hun vogelbest
het landschap zomers groen
en stapelwolken lichtomkant
de wegen krijgen onderhoud
de straatverlichting aan
straks ook bij volle maan
— sta jij nu aan een horizon?
Het bad loopt steeds meer vol
met schuim tot aan de rand;
soms wordt ’t me te veel
— mij helpt geen schietgebed,
ik steek dan maar ’n kaarsje op.
Vorig gedicht: De branding volgend gedicht: De ophaalbrug