Het steentje

Weer eb in de kwelders: uit de flanken van allerlei geulen komen ze traag tevoorschijn uit hun eenmansputjes, sommige zoeken een eigen weg, andere beginnen als in cadans krabbengroepen te vormen. Gisteren tijdens een uurtje fietsen door het kwelderlandschap stapte ik af bij zo’n groep roze krabben. Ik wilde hun formatie- én herformatiepatronen eens van dichtbij bekijken. Daartoe gebruik je een steentje dat je óf dicht aan een flank óf ergens middenin de groep gooit. Even stuift alles in een fractie van een paar seconden uiteen, zo snel mogelijk ver, ver weg van elkaar; ieder voor zich; een op het eerste oog ordeloos gekrioel. In feite een prachtige, op elkaar afgestemde vorm van chaos; de chaostheorie waardig.

Al dat krioelen
met toch iets van samengang;
of er een renplan
is uitgezet, gegaan wordt
― tot ze weer bijeen komen.

Kleine mannetjes

Foto: René Rhee

Want, dan begint stapsgewijs de herformatie. Boeiend schouwspel, als gebeurtenis zo ingenieus. Inderdaad, na het vluchtmoment met als devies: allemaal wegwezen, zie je bij elke hergroepering hoe dat stap voor stap in zijn werk gaat.

Er ontstaan kleinere eenheden die zich al doende aansluiten bij andere waardoor er grotere groeperingen ontstaan. En, intussen nemen ze elkaar de maat – of er in hun midden misschien sprake is van een opruier die de paniek veroorzaakte of van een achterbakse krab die nogal slechte bedoelingen had.

Maar hoe werkt dat? Waar komt dit uit voort? Ligt er een systeem, iets van een ‘oersysteem’ aan ten grondslag? Welke instinctieve ontwikkelingsgang heeft er plaatsgevonden die tot deze vlekkeloos verlopende gedragingen leidt?

Het overtreft ons:
de ordeningen, een kring
die zich steeds weer sluit;
ons denken wil vooruit – hier
herhaalt zich wat steeds níeuw is.

Kubuswoningen in Rotterdam

Foto: René Rhee

Dit vindt plaats vanuit een zogeheten collectieve regie, steeds weer een wonder van effectieve organisatie maar vooral ook van schoonheid; een hogere bedoeling waard maar instinctief bepaald. Na enige tijd neemt de beweeglijkheid tijdens dat herformeren af. Even later lijkt het of er helemaal niets aan de hand is geweest. De karavaan trekt verder, de gelederen zijn weer gesloten. Je hoort bij wijze van spreken de marsmuziek, tromgeroffel, je ziet de in de wind wapperende vaandels.

De ridders rijden
uit ter koninklijke jacht,
de edelvrouwen
laten hun scharlaken kleed
slepen over prachtgeel strand

Yamabe no Akahito, † 750

Bij het vierde steentje trof ik ongelukkigerwijze een betrekkelijk grote krab. Het steentje stuiterde iets door en raakte ook enkele andere. Direct volgde het wilde uiteenstuiven. Met wild wordt bedoeld: ieder gaat voor zichzelf; daarbij lopen ze elkaar behoorlijk voor de voeten en zelfs ondersteboven. Het geeft een gedrang van jewelste waarbij langgerekte waaiers van wégrenners ontstaan – echt alle kanten uit. De kleintjes leggen het, zoals meestal, zichtbaar af tegen de grotere; ook nu.

Maar kort daarna vindt er een ‘langzame en bijna waardige’ hergroepering plaats met iets van een cirkel óm de getroffen krab heen. Ze lijken nog even te moeten wachten (ze staan bij wijze van spreken te trappelen van ongeduld, gaan gespannen en geconcentreerd de fictieve startblokken in). Dan dat magische moment: ze schieten, of iets – wat en waar dat dan ook zijn mag – een witte vlag ervoor hijst: ze gaan massaal en op volle snelheid op het dodelijk getroffen beestje af; overweldigen het.

Omdat je ademt
voel jij je levend en wel;
daarom lijkt een lijk,
hier in het veld, iets te zijn
dat met jou niets van doen heeft.

Sojun Ikkyu, Zenmeester, 1394-1481

Graffiti

Foto: René Rhee

In een fractie van enkele secondes ontstaat er een onontwarbare kluwen (bijna vrolijk) óp en rondom het intussen levenloze roze diertje – op zijn rug, de pootjes licht natrillend maar zo doodgewoon uiteen – dat zijn allerlaatste bijdrage aan de groep levert: zichzelf. En, of ook dát heel gewoon is.

 
 

Vorige vertelling: Alsnog          volgende vertelling: Nachtstilte