Nachtstilte

De Moorse nachtzwaluw. Wat is mooier dan in het diepst van de nacht in de tuin zitten (ongeacht of er maanlicht is, met bijna altijd sterren aan het firmament) en dan de Moorse nachtzwaluw horen, soms langs zien schieten; zijn ratel in de rondgang langs de buitenste ring van zijn territorium kunnen volgen; geraakt worden door het sonore – dat lang aanhouden, vergelijkbaar met krekelzang maar intenser en met veel van kikvorsgekwaak, dat hartstochtelijke, welhaast obsessieve. Zijn wachtroep* overtreft welk nachtgeluid dan ook. En later de lokroep** om de vrouw die in zijn territorium kwam.

Ondergaande zon aan de kust

Foto: Simon Buschman

Vorig jaar en de jaren daarvoor meldde zij zich spoedig en begon hun subtiel elkaar aftasten (zij samen***) om er uiteindelijk toe te komen weer met elkaar in zee te gaan als nestelgenoten, broedgenoten, elkaars zorggenoten. Hun nestbouw vindt in de buurt van vorige keer plaats – maar net iets anders, ergens hoog op een plat dak of in een holte van leemachtige grond. Intussen voedt ieder zich met schemerachtige insecten; de nachtvlinders zijn daarin absoluut favoriet.

Maar dit jaar: zijn strakke ratel houdt nacht na nacht aan, langer dan voorheen, onvermoeibaar. Waar blijft ze toch, ga ik erin horen; maar besef dat het invulling van mijn kant is. Maar zo klinkt het na geruime tijd – ontegenzeggelijk. De rondgang gaat dan sneller, de ratel wordt heftiger; voor mij: ook met meer twijfels.

De weken erna,
nacht in nacht uit dat gevoel:
het ontbrokene –
een oud gemis dat er is,
verweven met de dagen.

Op een nacht, zomaar, blijft het stil; niet omdat ‘zij’ alsnog komt opdagen. Nee, het blijft gewoon stil. Zo wemelt het in de natuur van dit soort raadsels waar natuurlijk verklaringen voor zijn of gevonden kunnen worden. Maar doet dat er altijd toe? zoals ook in ons, in ieders leven?

Zijn strakke ratel
gaat boven krekelzang uit,
ieder nachtgeluid;
en cirkelt rond zijn leefplek,
valt soms stil – dit keer voorgoed.

Bankje onder een boom bij een muur

Foto: Marianne Kieft

De Moorse nachtzwaluw laat zich niet meer horen of zien. Het is of er in mijn nachtbeleving een leegte valt, iets onherroepelijks heeft plaatsgevonden. Dat heeft het ook.

Want ondanks alle relativering: wij leven bij de gratie van samenhang aanbrengen in ervaringen en gebeurtenissen. Er ontstaan aldus onderlinge verhoudingen. Daarin ontwikkelen zich patronen, zoals leefgewoonten. We funderen op die wijze grondopvattingen en normenstelsels en voeren die met sociale beïnvloeding – soms met straffe hand – uit. We hechten er immers grote waarde aan!

Vannacht kwam bovendien wát me erin bezighoudt omhoog, iets van vroeger, vanwaar dan ook; eveneens in verband met wat ik niet wilde of trachtte van me af te zetten.

Al slaap ik op reis,
hoe kort ook, iedere nacht
ergens anders:
de droom die steeds terugkeert,
voert me naar mijn eigen huis.

Taigu Ryokan, Zenmeester, 1759-1831

Gemis raakt vooral aan een gevoel dat we van eerder kennen maar dat steeds weer nieuw lijkt, ons doordesemt, sprakeloos kan maken; daar helpt geen moedertje taal aan. Want: een existentieel, waarachtig gemis is doorgaans krachtiger dan hoe we het zelf willen bepalen, desnoods benoemen.

Wat ons rest is dan aan de stilte, voor mij aan nachtstilte die zo anders is dan wat wij overdag onder stilte verstaan, erin beleven.

Oud pand, verlicht door lampen in de nacht

Foto: René Rhee

Of gewoon: de nachtstilte is anders. Tezelfdertijd: voor mij kan daadwerkelijk gemis ingebed worden in nachtstilte, in nachtelijke verstilling. Dat is niets meditatiefs of hogers, dat is aards en dichtbij.

Daar is de nacht voor:
luisteren naar een stilte
die anders is – en je
in een spiegel doet kijken:
jezelf in het maanlicht zien.

* wachtroep = de lange ratel;
** lokroep = kort, heftig;

*** = soms zijn er meer mannen in het geding, zoals in de haiku:

twee nachtzwaluwen,
ieders ratel houdt maar aan;
ergens hoort zij toe

Informatie: De Moorse nachtzwaluwen vertoeven voor broed en jongverzorging in het Iberisch Schiereiland en Noord-Afrika (Marokko, Algerije, Tunesië), trekken daarna dieper zuidwaarts. In die gebieden kwam ik ze ook tegen; want ben zelf een nachtmens (dat zit in mijn dna).

 
 

Vorige vertelling: Het steentje          volgende vertelling: Hij deint erbij. Weliswaar.