Hij deint erbij. Weliswaar.

Hij deint erbij

Je gaf hem strelend
de borst, droeg hem op je rug,
zorgde voor hem;
nu laat je hem hier achter
in dit desolate veld.

Taigu Ryokan, Zenmeester, 1758-1831*

Het liefst had heel de straat de kleine kist gedragen; en daarom wisselt de een de ander dan ook af. De plaatselijke fanfare, met veel blinkend koper, loopt voorop, houdt er de pas goed in; dat is afgesproken, niet dat treurige, de hoofden naar beneden. Nee, ook witte kransen, witte boeketten, witte ruikers, ieder een witte bloem in de revers.

De kinderen van de peuteropvang op de arm bij hun moeder of vader of om en om. Je hoort ze niet, zó zijn ze onder de indruk van wat er allemaal gebeurt. Er lopen ook clowns rond, een met een aapje dat een boom in vlucht, met grote ogen toekijkt.

Op verzoek van de ouders klinkt nu niet het droeve galmen van de twee zware kerkklokken – daarvoor is immers hun verdriet en dat van zovelen te groot – maar is er licht carillonspel, de organist wel toevertrouwd. Hij speelt engelenmuziek, vindt iedereen; krijgt er tussendoor zacht applaus voor. Het weer werkt mee, zoals meestal. En, al het laagvliegend vliegverkeer van en naar de luchthaven Málaga wordt vandaag voor lief genomen.

De kuil is even diep maar aanmerkelijk korter in lengte en breedte. De pastoor, in het wit en zoals steeds glimlachend, knuffelt links en rechts een peuter. Leden van het zangkoor zingen een medley van favoriete kinderliedjes. Lorenzo’s vader, al jaren de dirigent, dirigeert ook nu, voor zijn zoontje en al zijn speelkameraadjes.

Tunnel met voetgangers

Foto: René Rhee

Hij deint erbij en dat werkt aanstekelijk. Sommige moeders moeten zich echt inhouden; ze zouden met hun kleintje vrijuit willen zwieren. Dat kon de moeder van Lorenzo zo goed met hem. Het kind voelde het aan; wist, waardoor dan ook, precies te kijken hóe: ietwat omhoog, met een blik ver weg ― zo vroeg wijs al.

Hoor – die mus kwettert
omdat ie echt van zins is
te laten weten
dat over het kleinere
zoveel meer te zeggen valt

Op de terugweg passeren zij de plek van ‘dat trieste moment’: een jongen, 18, vloog hier de bocht uit. Jaren zette men verse veldbloemen bij zijn kruis; nu vervangen door een plastic boeket; en, het korstmos groeit door.

Die binnenwegbocht …
jaren elke week een vaas
verse veldbloemen;
nu een hardplastic boeket –
aan het naamkruis groeit korstmos.

Glas-in-lood kerkramen

Foto: Simon Buschman

Weliswaar

Dat tegenstrijdige, zij in de wekelijkse Zengroep is almaar gelukkig; en hier ‘met elkaar’ in deze kring om vooral de tijd te leren overbruggen dat hij op de grote vaart is, in elk Skype-gesprek zegt zo naar haar uit te zien, zelfs het intense, voor haar nieuwe woord hartstochtelijk gebruikt; en dat van hem, de nuchtere stuurman die beseft ónder de kapitein te staan, maar toch …

Ik verlangde zo
naar hem, sliep in; in mijn droom
kwam hij mij nabij;
wist ik dat ik droomde ― nooit
wilde ik nog wakker worden.

Ono no Komachi, 834-880

En hij, net achttien, die naar haar luistert, ritmisch meeknikt met haar volle zinnen; alleen maar luistert; en met stille gebaren probeert aan te geven wat er in hemzelf gebeurt; of juister, wat hij zozeer mist, van jongsaf aan.

Weten kinderen
zonder thuis in hun wereld
wat nestwarmte is …
zij missen het vogellijf
waaronder je schuilen kunt.

Slot met slotvijver

Foto: Simon Buschman

Hij staat op, gaat de groep langs, kijkt ieder een moment aan en knikt dan: dank je wel; gaat weer zitten, zegt: ‘Twaalf mooie werelden. Die alleen al zien, maakt dat ook ik iets van een mooie wereld in me zal hebben; nu die nog laten zien; daar niet bang voor zijn.’

* Tanka ― het lied van Japan, 1983, J. van Tooren, p. 173; bewerking: Simon Buschman. Taigu Ryokan is erg aangedaan door het sterven van dit zeer jonge kind. De moeder, landarbeidster, had het kind tijdens het werk in een draagdoek op haar rug. Hij zou de moeder persoonlijk gekend hebben. Walter Vereertbrugghen attendeerde mij op een vertaling van Goldstein/Mizuguchi van de laatste twee regels:

today you burn his remains
in a desolate field.

Evenals J. van Tooren – ‘nu moet je hem achterlaten/ in de verdorde velden.’ – kies ik voor de meer indirecte zegging, uit piëteit voor deze situatie, voor dit droef moment.

 
 

Vorige vertelling: Nachtstilte          volgende reflectie: In beweging