Kijk!

Begin 1965 ging ik voor een half jaar voor een Exchange Programm naar Amerika. De vluchten waren in die tijd in twee delen: Luxemburg-IJsland en IJsland-Amerika. Ik plande om een week op de tussenstop te blijven om zo het eiland en de bewoners te leren kennen. De lange winter zou dan inmiddels achter de rug zijn: het begin van het voorjaar – zó voelde ik me ook.

Een zondagmorgen –
van tijd tot tijd klokgelui,
nauwelijks verkeer;
hoe stilte anders van toon
kan zijn, de sfeer van vroeger.

Al de dagen regende het, soms met pijpenstelen; desondanks ging ik wandelen. Toen het werkelijk begon te hozen, zag ik iets verderop de deur van een houten huis opengaan. Een oude man nodigde mij binnen.

Met wat woorden en veel lichaamstaal hadden we een bijzonder gesprek. En daarbij schonk hij een drankje dat aan oude jenever deed denken; genipt diende te worden. Hij proostte steeds op zijn vrouw, vorige lente overleden; na een moeilijk ziekbed; ook voor hem, omdat hij er geen raad mee wist.

Al te veel verdriet
wekt het staren naar de lucht
waarheen jij opging;
door de nevelvelden heen
vallen de voorjaarsregens.

Minamoto no Yorizane, ca. 1220

Het klaarde op; ik stond op. Hij liep, een wat stroeve linker heup, met mij mee en loodste me naar een regenplas, sloeg een pijnlijke artrose arm om mij heen en maakte mij duidelijk: ‘Kijk eens, jongeman, naar die hemel en die wolken in die regenplas hier. Regenwolken bezoeken ons vaak. Jij wilt de wereld bereizen, hebt grote plannen. Kijk!: hierin vind ik nú, ondanks alles, mijn wereld, m’n thuis.’

Zoals een reiger
daar ergens in het veld staat,
hoog in de schouders,
buiten tijd en levensdrang:
daarin te gaan berusten.

 
 

Vorige vertelling: Mijn zus          volgende vertelling: Zonder groet. Een stilte – voorgoed