Kind van de rivier

Na de maandenlange verbouwing, rietdakbedekking en tuinaanleg betrekken haar ouders het dijkhuis (het heeft jaren leeg gestaan, in dakgoten groeide het onkruid hoog, nogal wat ruiten waren stuk, zwaluwen vlogen in en uit).

Miranda blijft enig kind. Haar moeder overlijdt als zij achttien is. Zij zorgt voor het huishouden, kan heerlijk koken en geeft veel aandacht aan haar vader die tot zijn dood erg teruggetrokken leeft, veel leest en wandelt.

De wilde ganzen
laten, hoog aan de hemel,
ons hun stilte na;
wij volgen hun V’s, zwijgend,
en zien ze stippen worden.

Tijdens een boekenpresentatie ontmoet zij Dario, een bootsman. Liefde op het eerste gezicht. Na hun huwelijk trekt hij bij hen in. Het lijken gelukkige jaren, er komen geen kinderen. Zij hadden graag anders gewild.

Niemand, ook Dario niet, ziet hoe ‘terzijde’ Miranda zich voelt. Zij heeft een deeltijdbaan als verpleegkundige, doet getrouw vakstudies en tot ieders verrassing, een basiscursus Japans. Zij krijgt een innige vriendschap met de docente, Aimeka, zo’n tien jaar ouder. Bijna ieder gunt het hun, ieder van hen beiden. Zij schrijven elkaar om en om brieven.

Ik vul mijn vulpen –
na een paar brieven aan jou
is dat weer nodig;
ook voor jou zal dat zo zijn,
al jouw dierbare brieven.

Dario ziet – bij toeval – een kort gedicht op haar schrijftafel liggen wanneer zij in de gang aan de telefoon is. Hij leest het een paar keer, maar kan er erg weinig mee; legt het terug. Dit is in het geheel zijn wereld niet:

Ik voel me vervuld
(het mooiste leeft buiten mij)
van leegte, maar toch –
bij maanlicht schrijf ik verzen,
lees ze mezelf ’s morgens voor.

Jaren later komt hij er even op terug (ze gaan er echter nauwelijks op in; weten eigenlijk ook niet hóe; hij begrijpt echt niet wat zij zeggen wil en knikt maar wat), een paar maanden voordat hij door een ernstig bedrijfsongeval in de haven overlijdt. Een container kantelde tweezijdig – volstrekt onverwacht. Dario kwam dodelijk klem te zitten.

Tot haar verlegenheid krijgt zij een erfenis – Dario sprak er nooit over: zijn vader was, bleek, nogal vermogend maar liet er nauwelijks iets van merken; Dario ook niet, bijna integendeel – waarmee zij niet meer hoeft te werken, nu Japanologie kan gaan studeren, de literair-culturele kant; zij maakt ook meer en meer lange wandelingen langs de rivier en diep landinwaarts, ook ’s nachts.

Al laat in de herfst,
hoe die lucht loodgrijs aanrolt ―
straks rond middernacht
kan het sneeuwland dat duister
zoveel milder doen lijken.

~ ~ ~

Op den duur wil zij weer een paar uur per week verpleegkundig werk gaan doen. ‘Alleen naar het dorp voor boodschappen is wat erg weinig,’ licht zij toe. Miranda is welkom. Zij meldt zich voor het kerkkoor, doet aan pasteltekenen en bereist Japan, met haar hartsvriendin Aimeka (geliefde dochter) die daar dan haar beide broers bezoekt. Zij verzorgt ook een bundel met vijftien van Miranda’s tanka’s; kalligrafeert het voorwoord.

In een recensie wordt Miranda ‘kind van de rivier’ genoemd, de titel van de bundel, in Lucida handwriting: Kind van de rivier. Wat treft is ‘haar lenige dichtvorm, de taal bewéégt, leeft, zingt’. De bundel is snel uitverkocht. Zij wordt gevraagd te komen voorlezen, doet dat slechts een enkele keer. Desondanks durft zij geen herdruk aan.

De kalme stroming
deint richting zee, de rivier
volgt de meanders;
het gesputter, stroomopwaarts,
van bootjes langs de oevers.

~ ~ ~

Naar achteraf begrepen wordt, ging zij die morgen uit roeien. Zij is teruggevonden met een touw om haar rechteronderbeen, waaraan een basaltblok. Op haar schrijftafel lag een korte afscheidsbrief. Zij bedankte iedereen, niemand in het bijzonder; een brief vol liefde maar ook zelfkritiek; en liet het daarbij.

In deze wereld
kan maar één ding ongezien
geheel verbleken:
een bloem die heimelijk bloeit
in ons hart ― van jou of mij.

Ono no Komachi, 834-880

 
 

Vorige vertelling: Zijn metafoor          volgende reflectie: Stil verdriet