La Virgen. Dieprood.

Pratende vrouwen

Foto: Henk van der Werff

La virgen

De rust keert langzaamaan terug, de straten zijn geschoond, er wappert weer was aan de lijnen, er liggen lakens op de bleekvelden. De gewone, dorpse stilte.

Op een heuvelveld iets verderop staan de zware ossen; van hun eikenhouten juk ontdaan, het juk voor hen vieren; ze zijn van nature eenlingen.

gedoemd tot de ploeg
en wat de boer hen laat doen –
de rulle voren

Murakami Kijo, 1865-1938 *

Enkele uitverkoren ossen trekken de platte wagens waarop de Mariabeelden staan; omstuwd door drommen gelovigen en nieuwsgierige bezoekers. Ze houden het trage ritme aan waarin ze leerden gaan. Ze buigen het hoofd niet tot nauwelijks en kijken weinig naar links, weinig naar rechts.

Bij deze ceremonies bewegen ze soms een enkel been. Ze zijn standbeelden van vroomheid; althans zo worden ze in de oude gebeden vermeld en met eerbied genoemd.

Na de ceremonies is het weer maanden wachten op de volgende processie, maar ze krijgen nu iedere week hun trainingen en dagelijks de uitgekiende ossenvoeding.

bij dit weilandhek ―
deze koe zal me nooit meer
zó aankijken, nee: zien

Aan het hek staan vaak oudere boeren die de beesten inschatten en bespreken. Ze kennen de afkomstlijnen, weten wie van hem en van hem de moederkoe is; hoe het traject verliep, welke os met welke het beste onder het juk staat. Gesprekken die vervluchtigen maar waarvan de gloed in hun ogen blijft.

Dit alles ter ere van Haar, De Maagd Maria, La Virgen, en de wonderen die zij verricht om de bevolking na al het ingetogene alle gelegenheid te geven voor uitbundigheid, dans, een stevig glas wijn. En voor iedereen nog een dag om bij te komen, de feestelijke kleding op te bergen, dromerig voor zich uit te kijken. La Virgen.

Heiligenbeeld van Maria

Foto: Henk van der Werff

De volgende ochtend:

in het morgenrood
boven perzikbloesem uit:
schril – die hanenkraai

Takarai Kikaku, 1661-1707

 

Dieprood

midzomermiddag ―
de rivier maakt geen geluid,
enkel wat mussen

Kobayashi Issa, 1763-1827

Het appartementengebouw ligt op een langzaam oplopende heuvel, biedt fraai uitzicht over willekeurig gelegen akkers, bosschages en velden tot aan zee. Vijf schilders zijn al dagen goed bezig. Siësta’s ― de urenlange middagpauze ― lopen niet stilletjes uit.

Het beige en steenrood fleuren zichtbaar op, de zacht witte kozijnen zinken er in weg. Op een onbewaakt moment valt een van hen ― onlangs vader geworden van een dochter ― van zeshoog en komt midden in het talud met dieprode lantana’s terecht.

onder de richels
bouwen zwaluwen nesten
― en twierelieren

Zwaluwen onder de dakrand

Foto: Henk van der Werff

* De haiku verwijst naar een politiek beladen situatie. Murakami Kijo, 1865-1938, was de oudste zoon van een samurai (‘hij die dient’). Hij wilde in de voetsporen van zijn vader treden, maar een gehoorletsel maakte dat onmogelijk. Ook zijn studie rechten liep erop vast. Hij werd leerling van haikumeester Takahama Kyoshi. In 1913 brak hij als haiku-dichter door:

een leeuwerik klimt ―
voor landarbeiders begint
dan ook hun werkdag

Kijo werd klerk bij een rechtbank en leefde in bittere armoede, ook vanwege een gezin met tien kinderen. De meest opmerkelijke haiku’s schreef hij tussen 1914-1920. Daarna van tijd tot tijd een ‘goudgerande haiku’:

zwaaiend met zijn staart ―
wat is het paard gelukkig
in de najaarsdauw …

Zijn omstandigheden verbeterden ietwat; echter, de kracht van zijn haiku nam af. Hij aanvaardde te passief, te gemakkelijk zijn levenslot en bleef almaar twijfelen aan zijn haiku-vaardigheid. Wel zette hij zich vol overgave in om de haiku bekend te doen worden onder ‘het gewone volk, de burgerbevolking’. Hij was secretaris van Hototogisu, een haiku-tijdschrift, en schreef eveneens shaseibun, prozaschetsen over het leven.

 
 

Vorige vertelling: Kerven op hun ziel          volgende vertelling: Zeeanemonen