Moeders. Het landschap leger laat. Een zwaluwzwenk.

Moeders

hoor de zwaluwen:
wat een rijkdom aan sutra’s,
het blauw doorklievend

Taigu Ryokan, Zenmeester, 1758-1831

Ieder jaar strijkt een zwerm zwaluwen hier neer, knapt de nesten op en zorgt voor de jongen. Hoe individueel ook, het is een schitterend collectief gebeuren; ook hoe zij met elkaar urenlang op insectenjacht gaan/zijn.

Het is een ingenieus spel hoe zij dwars door elkaar heen een eigen weg gaan binnen een intuïtieve groepsruimte die zelf eveneens eigen bewegingen maakt in een cadans die aan een vrije dans doet denken. Die souplesse.

Juist in het kijken naar deze zwaluwen denk ik vaak aan moeder en aan de moeders van velen, zoals die van Anke de Lange

 

Het landschap leger laat

Voor Moeder

Gemis – noem het voorlopig
een goedmoedig wezen
dat na een winterslaap
opnieuw tot leven komt,

zich wakker schudt, rondkijkt,
vier benen in beweging zet
om straks ver mee te lopen,
de dalen door, de flanken af,

maar nu de licht ontdooide
aarde schraapt, snuft
aan blad van vorig jaar
– in dode hoeken, dicht opeen –

gaapt
tot achter in zijn keel en uit
de diepte van het lijf, plots,
een helse kreet uitstoot

die duurt, weerkaatst, breekt
– ontregeld raakt, wegsterft,
opgaat in een groter niets,
het landschap leger laat;

zich steeds maar weer,
ook onverhoeds,
als ritueel in me herhaalt –
en zinkt weer weg in winterslaap.

~ ~ ~

 

Een zwaluwzwenk

Voor Anke de Lange

1

Nog bijna nacht:
wat rek in de tijd,
er schuift iets tussenin
– niet echt onbekommerd –
dat zich een eigen plek verwerft.

Zomaar,
niet een geur, schaduw, tegenslag,
geenszins het verlorene
of wat gerangschikt bijblijft
als pijnlijk, tevergeefs;

nee, het doet geen grote moeite,
kijkt niet naar een zeedrift om,
heeft niets van radeloosheid,
ontwijkt zichzelf, heel anders dan verwacht,

wijst ter plekke niemand af – en
herbergt met ’n verloren gevoel
al wie zich onthutsend goed verdronk.*

2

Nogmaals: het is er
– ergens, zomaar, buitengaats –
en nu ik dit nog eens belijn:

of we ook mentaal afwezig waren,
terzijde bleven, geen bedding vonden;

niets eromheen verheft een stem,
talmt, is open noch verschoven,
vrijwel blind en los van hinder
– het maakt geen ingebeelde reizen;

hooguit in een tekst of daaromtrent
is er een – ooit gegrond – vermoeden:
het zelden van een luwe uitrustplek,
een vederlicht moment

dat toeval blijkt, een zwaluwzwenk;
zich omzet in: het was maar even
– zich desondanks herhalen kan.

~ ~ ~

De avond valt, de zwaluwen zijn onderdak. En er fladderen intussen al vleermuizen, eenlingen of in kleine groepjes rond. Op een dag zwermen de zwaluwen weg, gaan vleermuizen overwinteren.

~ ~ ~

het zwaluwzwermen:
een ingeboren wonder
geeft hen richting aan

Ekaku Hakuin, Zenmeester, 1686-1768

 
 

Vorige vertelling: Tja. Ooit die winter. Toch.          volgende reflectie: Het is er