De blauwe eksters,
kuifkoekoek, weids de kwelders,
hun geuren en getijden;
al dit hoge licht,
stiltes rondom – het besef
hier thuis te kunnen raken.
Sinds medio 2012 strooi ik bijna elke morgen een paar handjes vogelzaad uit, speciaal en met zorg samengesteld voor blauwe eksters, turkse tortels, merels en lijsters, de hop, mussen en overige gevederden die er op allerlei momenten op afkomen zoals groene specht, roodborstje, boomleeuwerik, zelfs de kuifkoekoek. Het wordt op den duur een feest van herkenning: hoe hun vluchten en subvluchten zijn samengesteld, wat ieders individueel en tezamen hun groepsgedrag is, welke uitzonderingen er op die samenstellingen zijn, zoals de absolute eenling, de solitair.
Enig in hun soort:
de vogels, hoe ze vliegen,
een wereld op zich:
gevederd, losgezongen
– en altijd op hun hoede.
Neem de blauwe eksters. Als totale vlucht – in zoverre dat al tellend valt vast te stellen – zijn het er 26 met als subvluchten negen, zeven, vijf, vijf – oneven getallen omdat elke subvlucht naast een leider met vrouwtje steeds zo’n eenling heeft, zich ophoudend aan de rand van de subgroep.
In de subvlucht van zeven is de solitair een spectaculaire eenling, in mensentermen een ADHD’er, een onrustkind met een Attention Deficit Hyperactivity Disorder dat in hoge mate kind/kinderlijk blijft, de hele dag volop in beweging is, veel overbodige gedragingen laat zien en vooral luid roepend als een jong om voedsel dwárs door subvluchten heen en weer fladdert; en vooral gek op badderen is, wanneer het maar kan.
Intussen is voor menige vogelsoort (nazomer) de grote trek begonnen:
Kalm op de vleugels
– almaar roepend naar elkaar –
raken ze uit zicht;
het maanlicht op de branding,
zilt de wind die koeler wordt.
Dit geldt niet voor de blauwe eksters; zij hebben het hele jaar dezelfde habitat: het Iberisch Schiereiland. Intussen: per dag komen de vier subvluchten zich tweemaal in shifts in het vogelbad heerlijk stofvrij spoelen en zo van huidinsecten, zand, korrels ontdoen; met doorgaans zes tot acht fikse spetterbeurten.
Ons opgewonden standje – Mokie noem ik hem – dient te wachten totdat iedereen geweest is; kan dan vrijuit zijn gang gaan.
Hij neemt doorgaans 20-25 duiken achtereen, schuddelt zich na elke spoelronde onstuimig droog; en dat vijf à zes keer. Tjonge, wat een onderneming. Dit zich eindeloos, bijna dwangmatig herhalende, is ook bij ADHD-kinderen (onrustkinderen) een van de belangrijkste gedragskenmerken. Zo zijn er meer fraaie overeenkomsten maar ook verschillen; boeiend, zeker het bestuderen waard voor ouders, gezinnen, onderwijzers, kinderpsychologen, gedragstherapeuten, onderzoekers.
Bloemen die bloeiden
zonder ooit vrucht te worden:
sieraad der goden,
zoals golf na golf na golf
aan de oceaankust, brekend.
Ono no Komachi, 834-880
Maar vooral, de vluchtgenoten verdragen Mokie meestal wel (ook lastig gedrag kun je op den duur wel hebben, zonder te weten waarom), maar het moet niet te gortig worden. Dan wordt-ie tot de orde geroepen, krijgt een corrigerende tik of een rechttoerechtaan optater. Dat pikt-ie; alles went; en: het helpt even.
Hoe onze Mokie
zijn eigen dingetjes doet,
zelfs afwijken kan
van de instinctieve codes
– maar niet uitgestoten wordt.
Foto: Theo Jager
Menige turkse tortel, in totaal zestien in acht paren, kan zich ergeren aan Mokie; deelt wel eens een stevige vleugelslag uit. Dat doet nogal onverhoeds aan; als een vuistslag. Maar dan is Leiden in last en storten blauwe eksters, vooral vrouwtjes en de subgroepleider, zich op die turkse tortel:
Blijf van ónze Mokie af.
Die turkse tortel laat het dan wel uit zijn hoofd om hún broedsel nog eens aan te pakken. Wie dat nauwelijks opmerkt, het gladjes langs zich heen laat gaan: Mokie.
Vorige vertelling: De leilinde volgende vertelling: Onopgemerkt