Onopgemerkt

Onze ouders, broer Steven en ik hebben tweemaal de uitvoering van de Matthäus Passion bijgewoond. Schitterend, hoewel: op die houten kerkbanken een lange zit. Steven zit veel van de tijd met zijn ellenbogen op de knieën, het hoofd in zijn handen, opgaand in de muziek; met nauwelijks oog voor de uitvoerders; ik juist wel. Geweldig om het orkest, koren, solisten, de dirigent te zien. Wat moet dat een voorbereiding hebben gevraagd.

Stilleven met herfstbloemen en een paddestoel

Foto: Marianne Kieft

Onze ouders hebben bladmuziek bij de hand; moeder zit doodstil, slaat alleen de bladzijden om; vader geeft met de muziek mee, dirigeert met zijn linkerhand, houdt menig moment de ogen gesloten. Steven is een mooie combinatie van hun beider houdingen. Ik kijk intussen ook naar het plafond, de gebrandschilderde ramen, opzij en achterom. Al die mensen, hun aandacht; dat ernstige; soms van ergens een onderdrukte hoest of gekuch.

Dit blauwgetint licht,
gebrandschilderde ramen,
daarachter de zon;
afgebeelde heiligen
worden er heiliger door.

Steven is weg van klassieke muziek, vooral het werk van J.S. Bach. Met hem is, terugkijkend, veel gebeurd; een lastig verhaal. Maar eerst: onze ouders zijn onze pleegouders, zowel Steven als ik vondeling; in biologisch opzicht geen broers, voor onszelf wel. Onze pleegouders hebben redelijk tot goed voor ons gezorgd, maar we zien ze niet meer.

Een paar jaar daarvoor zijn ze gescheiden, een vechtscheiding. Bij ieder van ons gaven ze in heftige mate af op de ander. Steven en ik waren dat na een poos zo zat dat we hen voorlopig niet meer willen zien. Tijdens een van de spaarzame etentjes gevieren (het laatste) hebben we ze dat gezegd. Toen waren wij de gebeten hond – de ondankbare kinderen, de verwende apen; dat soort verwijten.

Twee stenen leeuwen
die wachthouden naast elkaar;
als ik dichterbij kom
in het stille zomerbos
raakt me hun warme adem.

Yosano Akiko, 1878-1942

Steven en ik gaan in een appartement wonen. Plots verzoenen onze ouders zich; vertrekken naar Oostenrijk; vader vindt een ingenieursbaan, moeder wordt reisleidster.

Met Steven gaat het intussen minder; ik heb heel wat te verduren van hem. Ik krijg een vriendin, hij heeft het daar erg moeilijk mee. Tussen Francisca en mij gaat het prima. Wij maken huwelijksplannen, kunnen met Steven en steun van mijn schoonouders en een hypotheek, twee huizen onder één dak kopen. Steven gaat aan kamerverhuur doen. Maar hij begint zich te verwaarlozen, ook de woning; een huurster stapt daarom op.

Steeds vaker is hij een poosje zoek of maakt stampij. Het enige dat hij trouw blijft: zijn klassieke muziek. Soms is hij erg religieus bezig, dan weer windt hij zich op over alles wat met godsdienst van doen heeft; een beetje nietzschiaans.

Dreigende wolkenlucht in zwart/wit

Foto: Pierre Emanuel

de regendreiging
houdt maar aan, het wolkendek
wordt almaar dichter

De huisarts kan hem overtuigen, of liever: eindelijk zover krijgen, dat hij psychiatrische hulp aanvaardt. Een paar keer is noodopvang nodig en periodes psychiatrie. Dan wordt Steven als bipolair gediagnosticeerd; een integratie stoornis.

Al deze lentes
in het land van Naniwa
zijn droom geworden;
over het verdorde riet
gaan winterse windvlagen.

Hoshi Saigyo, Zenmonnik, 1118-1190

Het wordt een lijdensweg. Steven noemt het zijn persoonlijke Matthäus-Passion. Hij doet tweemaal een zelfmoordpoging, wat onhandig; een roep om aandacht? Maar niemand die hem helpen kan. De psychoses worden langduriger. Hij zit nu in psychiatrie, gesloten afdeling; luistert vaak naar klassieke muziek, koptelefoon op; zijn ellenbogen op de knieën, hoofd in zijn handen.

het klinkt wat vreemd – maar
het beekje lijkt te praten
met doodse stilte

Francisca en ik zoeken hem om de veertien dagen op. Soms wil hij ons niet zien. Wij wachten een uurtje, soms wat langer in de wachtkamer; melden ons dan af; en gaan. Onze pleegouders laten niet en niets meer van zich horen; hebben hem nooit opgezocht, gebeld of een kaartje met besneeuwde alpen en die weidse dalen gestuurd.

Onkruid aan het prikkeldraad

Foto: René Rhee

Onopgemerkt pleegt hij zelfmoord; zijn kamer was dit keer keurig opgeruimd.

Een jonge lijster
naast de goot, een vleugel wijd,
de snavel open;
in het gebroken oog nog
een zachtdoffe schaduwglans.

 
 

Vorige vertelling: Mokie          volgende reflectie: Aan boord houden