Nomaden in de tijd

Job Degenaar, reflectie

In de openingshaiku van Izen, † 1770, is er een ‘wij’ die weet dat het moment van afscheid is gekomen. Er wordt niets gezegd, alleen gekeken naar het uitzicht, een heuvelflank; en er wordt een zondoorstoofde, rijpe, smaakvolle vrucht gegeten. Het zijn ingrediënten die het aardse leven typeren: afscheid en het verwerken daarvan door afleiding. Die afleiding zorgt ook voor het besef dat het leven doorgaat.

Boeddha in meditatie

Foto: Job Degenaar

De haiku van Gochiku, 1699-1781, refereert aan wat zenmeester Gensha beschouwde als de weg naar het boeddhisme. Hem werd eens gevraagd hoe je ‘het ware pad van boeddhisme’ kon betreden, waarop hij antwoordde: ‘Hoor je de beek? Daar is de manier om het te betreden’. (*) Het gaat hier om volkomen vereenzelviging met de directe natuur om je heen, zodanig dat het geluid van water in de nacht zegt wat je denkt, waarbij de in de linguïstiek gebruikelijke opvatting wordt gehuldigd dat taal en denken onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden.

Landschap met beek

Foto: Job Degenaar

Afscheid en vereenzelviging met de natuur zijn de uitgangspunten van deze twee monorenga’s van Buschman, waarin een innerlijke strijd woedt, vormgegeven door twee innerlijke partners: de a-partner, die in rechte letters schrijft en de b-partner, de cursieve ik-lyricus.

Bij de a-partner ‘voegen de woorden zich’ in het landschap (overigens fraai geformuleerd: zij zoeken zelf daarin hun plek). De a-partner is meer verstild dan b-partner, contemplatiever, meer in zichzelf gekeerd, ‘vergeet zich’ in landschappen. Hij is de Gochiku, of zo je wilt, de zenmeester Gensha van de lyrische ik.

Voor de b-partner daarentegen is het landschap doortrokken van dood en vergankelijkheid, gesymboliseerd door de klauwen van de sperwers. Hij is rusteloos en zoekt zijn heil in de vlucht van verre reizen, komt zichzelf tegen in spiegels:

Dat is nog eens thuiskomen:
zien wie je bent
op dit moment**

Nomaden in de tijd - reflectie van Job Degenaar

Foto: Job Degenaar

In de tweede monorenga staat de a-partner hoog op een berg bij een berghut, en ziet een dal en de zee. Hij beschrijft zijn observaties zonder conclusies te trekken, laat het wereldse leven berustend achter zich: voor hem is er geen ‘waartoe’.

Hij gebruikt hooguit aan het eind een vergelijking waarmee hij samenvat wat hij hoort: de geluiden zijn ‘als een saudade’, vol gevoelens van verlies, gemis, afstand, liefde. Daarmee is de cirkel rond: hij komt weer uit bij Izens haiku, waarin sprake is van scheiden; en hoort zijn stem in die van krekels en uilen, net als in het nachtelijk ruisen van water.

De b-partner redeneert echter meer en ervaart ‘wat er is’ (principes, gewoontes, wetmatigheden). Op hem heeft de dag nog altijd een grote invloed: die komt letterlijk en figuurlijk ‘bij hem binnen’, vast als hij zit aan de kringloop van geboorten.

Geiten in een dorp

Foto: Job Degenaar

Nomaden in de tijd leven we op, doven uit
en herrijzen elders, als vlinders uit cocons***

Aan loslaten lijkt de b-partner nu nog niet toe te komen. Daar is de a-partner wel toe in staat.

* Citaat uit: Haiku Missionary: An Annotated Response to Alan Watts’ “Haiku”, www.graceguts.com
** Fragment uit: Vluchtgegevens, Job Degenaar, uitg. Liverse, 2011
*** Fragment uit Hertenblues, Job Degenaar, uitg. Liverse, 2017

 

Vorige monorenga: Geen waartoe – Simon Buschman          Volgende reflectie: Geen waartoe