Als het ochtend wordt
is hij daar, die jonge meeuw
dicht bij het huisvuil;
kalm, onze blik trotserend
pikt hij in – wat hem bevalt.
Bij afnemend eb zie ik ze vaak staan op een golfbreker aan de kustlijn, statig en vooral stil. Dit beeld van deze kolonie zilvermeeuwen – in één seconde gevat – schept een absoluut gevoel van tijdloosheid.
Wanneer ik hen nader, lees ik schranderheid in hun oogjes; en vraag me af wat hen bezighoudt. Wat zou ik graag even in hun hoofd willen kijken! Ik denk daarbij aan het verhaal over Jonathan Livingstone Seagull, de meeuw die boven het alledaagse wil uitstijgen … een metafoor voor jou en mij in onze zoektocht naar ‘het hogere’?
Geruis in mijn hoofd –
het malen van gedachten
en, wat dat me zegt.
Achter mij klinkt luid gejuich. Een groep schoolkinderen stormt naar de golfbreker. Klapwiekend stijgt de kolonie op. Hoger en hoger gaan ze; laten de dreiging ver achter zich. Tot rust gekomen zeilen ze mee met de wind – in hun wereld – in hun universum.
Chris Van de Rijck
Reflectie
Onvatbaar hoog
De novelle ‘Jonathan (Jon) Livingston Seagull’ – bestaande uit een viertal hoofdstukken – van Richard Bach, met zwartwitte zeemeeuwfoto’s van Richard Munson, is de vertelling over Jon waarin hij als wondervogel (een wonderkind als Amadeus Mozart) op geheel eigen én vernieuwende wijze het dagdagelijks zeemeeuwvliegen buiten hun groepsvlucht onderzoekt, dit zich eigen maakt, daarover nadenkt om te komen tot een unieke zelfrealisatie met een hoogstpersoonlijke vorm van vrijheid. Vanuit die vrijheid wil hij gaan leven.
Jon ontwikkelt allerlei vormen van luchtacrobatiek vanuit het grondthema: ‘Ontdek wat je ten diepste al weet’. De zeemeeuwengroep waartoe hij behoort kan hier weinig mee, sterker nog: voelt zich bedreigd door al dat grensoverschrijdende – ‘ze stoten hem met vleugelslagen’ uit hun groep. Jon is dan de ‘outcast’ – de uitgestotene en daarmee de eenling.
En juist in die ‘leef- en vliegwijze’ wordt hij een groot voorbeeld voor wie hier óók naar verlangen zonder te weten hóe het waar te maken. Jon wordt hun leermeester; gaat zelf almaar door met zijn zelfverwerkelijking. En lost óp in het onvatbaar hoge, ‘in het hemelse’. Intussen worden zijn levensverdiensten door volgelingen doorgegeven en ontstaan er zeemeeuwvluchten ‘van hogere orde’, waarbinnen ook weer wondervogels worden geboren.
Deze vertelling is daarmee een personificatie dat de mens zich niet moet laten bepalen door klassieke groepsnormen, het dwingend gezamenlijke en het louter eenduidige doen: hoe het was, was het goed. Nee, de mens dient het ‘onvatbaar hoge’ na te streven en dit zelf én met anderen waar te maken. Want daarin ligt het ‘daadwerkelijk elkaar ontmoeten’.
In de tanhaibun is in de tanka mogelijk sprake van een wondervogel – de jonge meeuw die al in staat is of het meekreeg om in het huisvuil te vinden ‘wat hem bevalt’. En, gaat de verjaagde zeemeeuwenvlucht naar ‘het hogere’? Is dit ook de wensdroom van de auteur?
Theo Fransen
PS: Steeds meer zeemeeuwvluchten gaan landinwaarts en worden dan kolonies van landmeeuwen. Er zijn ook gekoloniseerde landmeeuwen die van tijd tot tijd weer naar zee gaan; en in de middag ‘huiswaarts’ keren – doorgaans naar dorpen en steden waar ze vaak overlast bezorgen, ‘veel van eetborden stelen’, met hun ‘schreeuwen’ stoorzenders zijn. Richard Bach noemt deze de geminachte kolonies zoals die er ook ‘onder ons’ zijn (!). Daarbij, hij was ervan overtuigd een afstammeling van Johann Sebastian Bach te zijn (!!).
Vorige tanhaibun + reflectie: Arie de Kluijver + Simon Buschman Volgende tanhaibun: Joanne van Helvoort