Op weg naar het blauw

Op weg naar het blauw - gedicht van Olaf Douwes Dekker

De handen vol met lucht en stof gaan vaders alle
geur en maat voorbij – ieder herkent er een de zijne
Hij streelt zijn dagen in het blauw, dromend in de schemer

‘Er branden boterbloemen in de nacht, een tango huivert in
het zachte gras – er weeft een draadje van geluk’

Als de daad het zaad verglijdt tot middel
het surrogaat als witte rijst gekomen en genomen
vegen man en vrouw van tafel en bed genoten
bloeit een kiem haar wortels stil tot bloem

Tussen de coulissen en op straat spinnen kinderen op pannekoek
met stroop, hun ogen boren vlinders in hun buik
– een kind gaat nooit meer over

Zingend aan de wind, was dat mijn vader? Vroeg het anker op,
woordloos samen in de tijd? Ogen lachen tranen – in een zakdoek
die de schoen poetst, de pijp, de voorruit en de bril

Een straat weerkaatst een kinderstem
Ik ga voorbij, herken mij al wat vaag – op weg naar het blauw streel
ik mijn dagen – wanneer werd ikzelf mijn vader?

Olaf Douwes Dekker

 
 

Vorig gedicht: Net echt          volgend gedicht: Mijn vader