oud hotel waar zoveel geluiden buiten blijven
dat je de plons hoort van het suikerklontje in
de koffie en het onophoudelijke tikken van
bromvliegen tegen vuil vensterglas
opengesneden geuren van hout in de lambrizering
en vensterbanken die zware aarden potten dragen
mijn vader hoor ik sedert jaren
licht ronken in zijn middagslaap
onder mijn voorzichtige tred
kraakt zachtjes de planken vloer
Maarten van der Elzen
Vorig gedicht: Zondag op groen gras volgend gedicht: Rome [1974]