Hij daar. Naast het licht, vet,
trommeltje kuch in zijn zak,
zwart van zijn hoederand plat
op zijn dubbele nek.
Zo kalm, uit een zacht randje oor,
gebukt naar de onbepaalde
troep die hij boven moet halen
van achter het fotopapier,
niemand heeft in de gaten
dat zijn bultige kale
afgedragen gestalte
uit zijn winterjas valt
recht in het grote kaneel
en de stilte die achter hem staat,
zwart op de brug uitgespaard,
leest hem uit zijn duim voor
terwijl hij beukt met zijn hoed
tegen de overkant
waar de kademuur hem opvangt
is alweer een driehoek
Alles is werkelijk hier.
Eva Gerlach