Eergisteren ging ik aan het eind van de middag een uurtje fietsen, tegenwoordig op een driewieler. Heerlijk, de paden langs akkers, velden, weilanden, door bossen, meanderend langs de Kromme Rijn. Het Utrechts Landschap met ook die prachtige Utrechtse Heuvelrug.
Foto: Carla Buschman-Blind
een oude landweg –
ondanks het asfalt hoor ik
de-paard-en-wagen
Na een scherpe bocht zie ik een paar honderd meter verderop iemand lopen, trekkebenend. Bij hem gekomen rem ik af. Wij kijken elkaar aan.
Hallo.
Dag Meneer.
Wat scheelt eraan?
Been zeer, vallen.
Wat vervelend. – Waar woon je?
Bij grote kerk.
We zijn dicht bij Bunnik ten zuiden van Utrecht. Met mijn driewieler kan ik hem daar echter niet heenbrengen.
Foto: Charles Kik
wachtend op iemand
die jou meeneemt op zijn paard
– intussen die pijn
Kagami Shiko, 1664-1731
Van verder weg komt een fietser met een hinderlijk groot licht in hoog tempo op ons af. Ik maak een stopteken, zie zijn aarzeling, maar de man stopt. Ik zeg in een paar woorden wat er is. “Dikke bult, eigen schuld.” Hij stapt op, maakt direct vaart. Even later (het schemert intussen) een auto; die rijdt door. Weer een fietser. Hetzelfde verhaal. ‘Hij kan toch iemand bellen!’. Een scooter; zij kijkt niet op of om. Hij: ‘Begrijp wel.’ Dan een oude man:
Da’s rot zeg. – Hoe heet je?
Abdul.
Hij herhaalt, hem licht knikkend aankijkend: Abdul. – Dan: ‘Kom, Abdul, we gaan naar de grote kerk.’ We groeten elkaar. Ik geef ze een zetje om op gang te komen. De oude man en Abdul, richting Bunnik.
Rond de volle maan
openbaart zich een heelal
van lichtjaren ver –
straatlantarens naar het dorp
blijven aan tot morgenvroeg.
Foto: Charles Kik
Vorige pagina: Tanbun – Het ravijn volgende pagina: Haibun – Tussen de coulissen