Foto: Anneke Klumper
Een streekziekenhuis. De internist, achter zijn bureau, neemt haar in zich op, een hoogbejaarde vrouw, sinds acht jaar weduwe. Zij zit opzij van hem. Hij kent haar sinds hij hier praktijk voert.
Zij verlegt haar handtasje op haar schoot; kijkt dan op. Mevrouw Verhoorn, een zeldzame naam; mevrouw Verhoorn-Ditzmar, even zeldzaam. En kijkt hem aan.
‘Uw dochter zou…’.
‘Mijn dochter staat ergens met pech onderweg.’
‘Vervelend voor haar.’
‘Dat zij pech heeft of er niet is?
‘Beide, mevrouw.’
‘Wat aardig van u.’
Ieder kijkt dan naar een eigen terzijde en weer naar elkaar.
‘Ja, want weet u…’
‘Zegt u het maar. Het is me duidelijk. Zoals u naar mij kijkt, heeft u het al gezegd. Daar hoeft mijn dochter niet bij aanwezig te zijn. Misschien wel voor mij, straks.’
Zij praten nog even door, knikken dan naar elkaar. Hij begeleidt haar naar de deur, legt heel even een hand licht op haar smalle schouders. Zij schuifelt zijn kamer uit. Wacht op haar dochter.
moeder en dochter
gearmd – en inniger
nu het eindig wordt
Vorige pagina: Haibun Tussen de coulissen Volgende vertelling: Een ruwhouten kruis