Heel het beestje trilt –
dit jaar zit-ie voor het eerst
bovenin een iep
een lieve lust te zingen,
zingt zich bijna uit balans.
Ze juichen telkens –
kinderen gooien kiezels
naar een kreupel paard;
aan een strakgespannen lijn
keft een keeshond driftig mee.
Houtvesters hakken
de zomereik om – hoe dan
de kruin, lang al dood,
onvervaard ter aarde slaat.
Waarna die loden stilte.