Schilderij: Monique Carbière
Als ik weer thuis kom,
wat moet ik dan beginnen …
In de slaapkamer
van mijn overleden vrouw
slaat treurnis mij tegemoet.
Yamanoe Okura, 660-733
In een fraai essay bij de 1ste bloemlezing van Nederlandstalige tanka & kyoka, Tussen twee oevers, 1995, schrijft Karel Hellemans over tankalyriek. Daarin gaat het om:
verzen van
gevoel & verstand,
verlangen & gemis,
overgave & hoop,
aanvaarding & troost.
“Of tanka er in zal slagen een blijvende plaats te verwerven in de Westerse, en vooral in de Nederlandse letterkunde is een open vraag. Een aantal belangrijke voorwaarden lijkt wel vervuld, maar er blijven vraagtekens.”
Steeds dat kort moment
dat de maan aan de hemel
ongebroken blijft,
dat de maan aan de hemel
ermee samenvalt – o nacht!
“Is deze korte, strakke vorm aangepast aan ons lyrisch aanvoelen?
Nog enigszins anders geformuleerd: kunnen wij de tanka-vorm, met behoud van essentiële kwaliteiten, op een moderne en eventueel eigen Westerse wijze aanwenden?
Foto: Erik Heijerman
Ik denk hierbij vooral aan de tankasuites, die ook in de moderne Japanse tanka niet onbekend zijn.”
Die lyriek geldt eveneens voor de tanbun en tanhaibun.
Langs de bergpaden,
al te ver van enig dorp,
komt geen sterveling
om haar te bewonderen:
de pracht van de bloesems hier.
Dochter, 1008-±1060, van Sugawara no Takasue
Vorige reflectie: In beweging volgende vertelling: Haar euvele moed – 1