Tanrenga – Duogedicht 2

Tanrenga is de kortste vorm van de renga. De eerste drie regels van de tanrenga heten hokku, later door Matsuo Basho* verzelfstandigd tot haiku. De twee volgende regels heten wakiku. De eerste dichter schrijft een hokku, de tweede dichter vult aan, antwoordt of bezint zich erop.

windstil water
het rijzen en dalen
van de muggen

Henk van der Werff

 
in de klare spiegeling
dezelfde dans en gratie

Simon Buschman

Reflectie Henk – Wie kent het niet? – Je denkt alle opties verwoord te hebben tot iemand een opmerking maakt waardoor je perspectief verandert. In het slechtste geval moet je opnieuw beginnen, maar het kan ook een aanvulling zijn. Dit laatste gebeurt met mijn hokku: als dichter denk je een situatie of gebeurtenis volledig beschreven te hebben tot een andere dichter jouw dichtwerk letterlijk op zijn kop zet. Iets waar je tijdens de waarneming niet bij stilstond.

Zoiets kan in een tanrenga gebeuren, het kleine maar alleszeggende gedicht waar een mededichter zijn reactie geeft op een hokku en deze daarmee in een nieuw perspectief plaatst. En dat is redelijk uniek in de poëziewereld. Alleen al daarom moeten we het koesteren.

de beuk loopt weer vol –
op wat kale takken na,
meer dan vorig jaar

Simon Buschman

 
ergens in het dichtend groen
beginnen duiven een nest

Vera Bergman

Reflectie Vera – Het sterven van een majestueuze, eeuwenoude beuk duurt tientallen jaren. Een beginteken ervan zijn takken die in het voorjaar kaal blijven, in feite levenloos blijken. En dat meer en meer, eerst op allerlei plekken, dan flank na flank.
Maar ook: in een voorjaar kunnen duiven in een beuk met korte, dode takjes een nest beginnen. Hierin vangt nieuw leven aan. Echter, menig nest wordt leeggeroofd, zoals ook menig afstervende beuk voortijdig wordt omgezaagd; of erger nog: ruw omgehakt.

een kopmeeuw morrelt
aan verzande patatjes
een herfstige zee

Job Degenaar

 
in een geribde ebgeul
een vaalgeel kinderschepje

Simon Buschman

Reflectie Job – Twee korte impressies – in een ontmoeting aan elkaar meegedeeld – zo lijken ze op het eerste gezicht in deze tanrenga. Maar onder gelijkgestemden (in dit geval ook vrienden) kunnen aanduidingen verwijzen naar meer, in weidser verband.
Zo duiden verzande frietjes – waar een kopmeeuw nog wat aan morrelt – op een voorbije zomer: het consumptieve hier-en-nu-leven is door de seizoenen en de daarbij behorende natuurelementen ingehaald. In de hokku staat: een herfstige zee.
Het vaalgele kinderschepje in een geribde ebgeul – de wakiku – geeft ook aan wat voorbij is: de zomervakantie die voor kinderen eindeloos leek en het achtergelaten of kwijtgeraakte kinderschepje dat na de vloed ergens verder weg in een ebgeul is blijven steken. Na het ebgetij wordt het weer vloed.
Toevoeging Henk – Een haiku is voor mij ook het tonen van het ongeziene, datgene wat niet of niet meer opvalt. Dat je tijdens het lezen denkt: Ja, zo is het – dat is waar ik elke dag aan voorbijga.

De tanrenga is een wisselwerking, een samenspraak tussen twee dichters. Zij creëren met elkaar een duogedicht en leggen dit aan de lezer voor. In feite treden de twee dichters dan terug en laten het aan de lezer over om dit duogedicht op eigen wijze te lezen, ervaren, beleven. De lezer vraagt daarin aan de dichters om voldoende persoonlijke interpretatieruimte.
Ofwel, de tanrenga dient niet volledig ommuurd te zijn en een vastgeklonken betekenis te hebben. Nee, de tanrenga wordt de lezer aangereikt om deze – zorgvuldig lezend – te ondergaan (ook in close-reading) en op grond daarvan er iets van of ín te vinden; om er bij voorkeur rijker van te worden. Het duogedicht kan ook een wel-aardig krijgen, terzijde gelegd worden of als een doet-me-niets getypeerd worden. Dat moet kunnen, mag ook én gebeurt**.

Tenslotte: een persoonlijk moment voor mij in de tanrenga met Vera. Mijn hokku vertelt over een eeuwenoude beuk die in de lente weer blad krijgt, maar intussen ook aan het afsterven is, een gebeurtenis van tientallen jaren. In de wakiku van Vera is de tweede regel: ‘beginnen duiven een nest.’ In die zegging ervoer ik: Hebban olla vogola nestas hagunnan hinase hic enda thu … Zijn alle vogels al aan het nestelen begonnen, behalve jij en ik, … Dit zijn de eerste geschreven woorden in de Nederlandse taal van ongeveer duizend jaar geleden. Die impressie plaatst deze tanrenga voor mij daarmee in een groots tijdgewricht.

* De naamgever van haiku i.p.v. hokku is Masaoka Shiki, 1867-1902. Het is echter traditie geworden dit aan Matsuo Basho, 1644-1694, toe te schrijven. Het zij zo.

** Website: sbteksten.nl – Hoofdstuk Renga, rubriek Tanrenga

Vorige tanrenga: Duogedicht 1          Volgende tanrenga: Fukuda Chiyo-ni