Ternauwernood een vlinder

Job Degenaar, reflectie

Aan de drie subrenga’s in de renga ‘Wat er gebeurt’ gaan Issa’s en Basho’s haiku als leidraad vooraf. Issa, 1726-1799, verbindt de wind aan een grashalm, zodat die zichtbaar wordt. De wind ‘woont’ in deze halm, die kennelijk met het minste zuchtje al in beweging raakt. Basho, 1644-1694, meldt dat het geluid van een koekoek die vanaf een berg over water vliegt, en neerstrijkt op een letterlijk ‘geïsoleerde wereld’ (een eiland, ver weg in zee), zwakker wordt en dooft: nauwkeurige observaties van zaken waar we vaak achteloos aan voorbijgaan.

Dit is ook het geval in de renga van Henk van der Werff en Simon Buschman. Van der Werff registreert de verschuivende sterrenstand in een heldere, windstille nacht en daarna het leven en sporen daarvan op een strand (goed gekozen is het woord ‘schaart’ voor de krab die met zijn poten in de typische zijwaartse houding knippende bewegingen maakt). Hierop reageert Buschman eerst met zijn registratie van subtiele vlaagjes wind over het water en vervolgens met zijn beschrijving van de invloed van de zee op een uitgestorven buurtschap in het land daarachter.

Ternauwernood een vlinder - reflectie van Job Degenaar

Foto: Job Degenaar

Zee en wind staan in de eerste subrenga centraal. In de tweede subrenga is er bij Buschman sprake van een mens die zijn dieren volgt en er is een ‘weids geklingel’. Met ‘weids’ doelt hij naast ‘ver’ onmiskenbaar ook op ‘vanuit een weide’. Bij Van der Werff doen vlinders hem aan bloesems denken en neemt hij de lezer daarin mee. Maar Buschman plaatst ons boven de seizoenen in een seizoenloze, vereeuwigde situatie: er is een berg en daarop mijmert een in zichzelf beslotene.

Van der Werff sluit af met het stormachtige geluid van een schuimende zee op de grens van water en land. Die hoor je al vanuit de verte, maar zie je alleen als je ervoor staat. Ook hier is het allesoverheersende thema de invloed van natuurelementen op het kleine bestaan, op de ineenvlechting van kleine geschiedenissen, van mens en dier.

In de laatste subrenga wordt een zeil gehesen, niet om te varen, maar om schaduw te maken in een kennelijk al te overdadige zon, waarop Buschman een buizerd oproept die zijn slag slaat.

Buizerd, foto bij een reflectie van Job Degenaar

Foto: Job Degenaar

Het zijn bewegingen op het water en in de lucht. Verder gebeurt er in deze hitte niets. Van der Werff typeert de immer alerte hond van de schaapsherder, die ‘rusteloos’ moet toezien hoe de zorgvuldig bijeengedreven kudde weer uiteen dreigt te gaan. Ten slotte voert Buschman een opkomende maan ten tonele en laat de nacht ‘nacht’ zijn.

Maan in het laatste kwartier

Foto: Job Degenaar

De drie subrenga’s bevatten alle een wisselend spel tussen eeuwigheid en tijdelijkheid; het zijn fraaie uitwerkingen van de haiku’s van hun twee grote voorgangers.

Alles eeuwigheid vanavond
boven de vijver dunne mist

Ternauwernood een vlinder
om ’t bestaan nog te beschrijven’*

Een vlinder op de knie

Foto: Job Degenaar

* Uit Handkussen van de tijd, Job Degenaar, uitg. Liverse, Dordrecht 2012

 

Vorige renga: Renga met Henk van der Werff          Volgende renga: Renga met Gerard Verbeek