Terzijde van

Uit de rietvelden
klinkt een vage vogelroep –
en dan gebeurt het:
het maakt in hem los wat hij
voorgoed wilde vergeten.

Ki no Tsurayuki, 883-946

Na twintig jaar priesterschap is hij zes jaar geleden uitgetreden; schande voor zijn familie, verontwaardiging bij veel vrienden; en verlies van menigeen; hun blikken en hun brieven.

Zijn vriendin trachtte hem ervan te weerhouden: zij zou – ‘wees daar toch van overtuigd’ – genoegen nemen met de situatie zoals deze nu eenmaal is: in zijn nabijheid leven als zijn schaduwvrouw.

Wandelaars op het strand bij avond

Foto: PhotoMind: Pierre Emanuel

Ergens in dit jaar
is een momentum geweest
dat steeds terugkeert:
dat ik op een duintop zat
en twee mensen langs zag gaan.

~ ~ ~

Een vrouw, al heel wat jaren getrouwd, moeder van twee kinderen, vraagt een pastoraal gesprek aan. Zij is in hart en nieren katholiek, heeft ‘iemand’ in de sportschool leren kennen, drie jaar geleden.

Zij doen er samen alles aan om los te komen van elkaar, tevergeefs. Elkaar niet zien ontwricht hen; en ieder op eigen wijze.

Hij luistert, kijkt naar haar – en barst plots, tot zijn eigen verbijstering, in tranen uit. Zij, even van slag, weet niet waarom, maar haar overkomt hetzelfde: opgekropt verdriet dat een onbedoelde uitweg krijgt.

Zomaar in de nacht
barst het onweer ziedend los,
trekt dan grommend weg;
de opgeklaarde hemel,
een helder duister – de maan.

Achteraf beseft hij, dat dít het moment – het momentum – van zijn uittreding is geweest: hij wilde als priester niet langer vreemd gaan met zijn vriendin; hij wil zijn vriendin liefhebben als zijn vrouw. En ook eindelijk loskomen van die strijd in zichzelf: ‘écht, niet meer dan vriendin; en: ‘ik ben, ik blijf voor altijd priester’.

 
 

Vorige reflectie: Wat schipperen          volgende vertelling: Uit zijn naam