Reflectie van Erik Heijerman
Voor Simon Buschman
Het was de zondag van de bruiloft te Kana en ik moest zingen. Onze cantor had een improvisatie bedacht. Ieder koorlid zat achter een tafel met daarop een aantal glazen. We moesten doen alsof we een drukke conversatie voerden, al spreekzingend, en ondertussen met stokjes tikken op die glazen of met een vinger langs de rand ervan wrijven, zodat er een zoemend geluid begint te klinken. Zo ontstond een rare kakofonie van geluiden, soms aanzwellend, dan weer afnemend. De bruiloftsreceptie! Ik beëindigde het stuk met een klein, zacht tikje op een glas voor me. Ping! Waarom deze associatie bij me op komt, weet ik niet precies. Het zal wel komen door dat geklop op die kruiken in het beeldgedicht, waardoor ik aan kruiken ging denken, en zo al associërend terecht kwam bij de kruik waarin normaliter de wijn van de communie zit, en daarmee weer aan de waterkruiken op die bruiloft in Kana, waar water in wijn werd veranderd. Misschien hebben die kruiken er zo uit gezien als op de mooie foto.
Al die kruiken, zo gevarieerd van vorm, lekker in het zonnetje. En ik kan me het geluid voorstellen dat je zou hebben gekregen als we niet achter tafels met glazen hadden gezeten, maar met een aantal van die kruiken voor ons in het koor van de kerk en we met rubberen hamers ritmisch op die kruiken hadden moeten kloppen. Wat geweldig zou dat zijn geweest, en hoe vervreemdend! Kruiken allemaal verschillend van vorm en dikte, waardoor de vreemdste klanken tevoorschijn komen. Hoe groter de kruik, hoe lager en donkerder de toon die hij voortbrengt. Je zou de geluiden kunnen sturen door de kruiken met water te vullen, waarmee je een bepaalde toonhoogte kunt bepalen. Volgens het gedicht is er regen of sneeuw in gevallen, en die dempen het geluid een beetje, waardoor de kruiken droever gaan klinken. Wie goed luistert, gaat de diepte horen in het geluid, een diepte die uit een verre wereld lijkt te komen, waarin we ooit misschien verkeerden. Welke, dat weten we niet altijd meer precies. Maar die diepe geluiden roepen een beeld op van wat eens was, iets wat zich ooit in ons leven voordeed, ervaringen waar we niet zo goed raad mee weten, maar die nog altijd pijn kunnen doen. Misschien krijgt een donkere, sluimerende ervaring door die geluiden opeens meer contouren. Zoals een gedicht opeens een doorgang naar het verleden kan betekenen, woorden biedt voor wat nog geen formulering in ons had. De kruiken werken net als zo´n gedicht, of als de smaak van een Madeleine koekje (Marcel Proust) die herinnert aan vervlogen tijden. Of als de vraag van een therapeut die ons leven beklopt en op een raak moment net de goede kruik raakt en iets in ons naar boven laat komen, tot aanzijn brengt.
Maar de kruiken zijn niet allemaal groot en zwaar, ertussenin staan kleine kruiken. En kleinere kruiken brengen lichtere geluiden voort, nog niet zo licht als de glazen waarmee ik deze reflectie begon, maar toch kunnen ze zich na een zonnige periode ´wonderhelder uiten in reeksen licht getinte klanken´. Prachtig gezegd, en we zien het voor ons, we horen de kruikjes klinken zoals een xylofoon die vrolijke geluiden voortbrengt, zoals een gedicht dat speels een vrolijke noot in ons raakt en ons weer opgewekt doet verder gaan in een geruststellend vooruitzicht. Natuurlijk, het aardewerk is kwetsbaar, en hier en daar zit er ‘een vroege barst’ in. Dat beïnvloedt het geluid, dat er rafelig door wordt, minder gedefinieerd. Maar de barst kan hersteld worden, door hem liefdevol te laten dichten, door onszelf of door anderen. Een enkeling kan het zelf, door te dichten, want dat biedt een vorm om je ervaringen in op te slaan, beheersbaar te maken, er vertrouwd mee te raken. Als water in een kruik. Zo kan het dus gaan met de barsten in ons leven, laten we hopen – want een barst in een kruik kan gedicht worden, maar hij was er wel en blijft ‘weerbarstig’. De herinnering blijft en mag ook blijven. Soms helpt het dichten van een kruikgedicht om die draagbaar te maken. En zo wordt het water in de kruik wel eens tot wijn, waarvan wij met elkaar mogen drinken, waarna ieder zijn of haar eigen weg weer gaat.
Vorig beeldgedicht: GBG-03a – Tot sprekens toe volgend beeldgedicht: GBG-04a – Het balspel