In memoriam patris
De draad is afgeknapt. Het fijne garen
rafelt uiteen. Leg de machine stil.
De spoelen draaien dol. Dog, ik verspil
woorden en tijd. Sta daar niet zo te staren.
Neem de draad op. En leg hem om de spil
waar alles om draaide toen wij waren
als twee getwijnde draden, onbreekbare.
Klaag niet. Ik kon niet klagen, in weerwil
van niet meer te ontwarren hersenspinsels
waarin ik zat gevangen; ’t was een web
van vragen, blinde vlekken en verzinsels,
herinneringen – ’t kwam als vloed en eb.
Dit laad ik na: de raadsels, de beginsels,
de leemten die ik niet verzwegen heb.
Stefaan van den Bremt
Vorig gedicht: Niet weten volgend gedicht: Het balspel