Er is een stilte
waarin de tijd zich uitrekt,
nog wat langer wacht:
hoog aan de avondhemel
een vlucht zwanen, volle maan.
En dan gebeurt het:
in het geruis van vleugels
een aanhoudend gakkeren
dat krachtig voortgaat
en de stilte van ervoor
wegvalt bij hoe stil het wordt.
Stilte — de wolken
die hoog boven dit alles
over zeeën gaan,
de verste landen aandoen
met schaduw en hun regens.
Er is een wereld
die uit verhalen bestaat;
jij luistert — stil — en kijkt toe
vanachter het raam,
je blik ver weg totdat jij
op kousenvoeten heengaat.
Van vóór de schepping
vervulde niets het alles,
een ruimtelijk iets;
jij vertoefde hier in tijd,
een mooi moment — jij wás er.
Vorig gedicht: Dichtbij veraf volgend gedicht: Schaduwspel