Alleen de stoel is statiger
dan het kind in het wit,
dat langs de lens kijkt
en niet lachen wil.
Gezwaai en aanstellerij
raken het niet.
Met zijn ogen spant
hij tachtig jaren –
tot hij,
weer langs de lens kijkend,
zijn omgeving een glimlach
gunt.
Carole Kooijman
Vorig gedicht: Icarus. Daedalus. volgend gedicht: Vader