Verteld & Beschouwd

18 vertellingen van Simon Buschman
Bij elke vertelling een filosofische beschouwing van Erik Heijerman

Vertellingen van Simon Buschman – Over leeswijzen gesproken

Als ik een vertelling van Simon gelezen heb, kan ik er in eerste instantie niet veel over zeggen, behalve dan dat het me wat doet. Trouwens, ik wil er ook niet direct wat over kwijt, ik wil wat het me deed eerst op me in laten werken. Vaak herlees ik de vertelling, met meer aandacht voor de gedichten, de haiku en tanka, die in de vertelling zijn opgenomen. Haiku en tanka zijn hier-en-nu gedichten, die je in zo weinig mogelijk maar treffende woorden laten voelen wat er in de dichter op dat ene moment omging. Dat nodigt je als lezer uit om er hier-en-nu je eigen gevoelens en associaties bij te krijgen. Gebeurt dat, dan houdt dat je bijna vanzelfsprekend weg bij een verstandelijke interpretatie.

En wat me dan steeds weer opvalt, is dat Simon iets dergelijks ook in de vertellingen doet. Je zou eigenlijk wel meer details willen weten over iets wat je leest, maar dat staat er dan niet. Het gaat bij Simon niet over kennis en weten, over logica en achtergronden, maar over voelen en associëren. En dan valt ook op hoe prachtig de haiku en tanka daarop inspelen. Rationeel hebben ze geen directe relatie tot de tekst, maar ze sluiten naadloos aan bij de associatieve beleving van waar de tekst over gaat. Door de gedichten raakt de tekst een diepere laag in je belevingswereld, in de wereld van je hart.

Als ik een beschouwing over een vertelling van Simon zou starten met een samenvatting van wat hij vertelt, dan ben ik al de weg kwijt nog voor ik op pad ga. Want het samenvatten van een tekst is een rationeel proces. En in de dynamiek tussen hoofd en hart, tussen mijn hoofd en mijn hart, delft mijn hart het onderspit als ik vanuit mijn hoofd op de tekst afga. Dan verdwijnen de boventonen uit de muziek van de vertelling. Maar het zijn juist die boventonen waar het in de vertellingen van Simon om gaat.

Wil ik recht doen aan een beschouwing van de teksten van Simon, dan dien ik in eerste instantie uit te gaan van wat de vertelling met me doet. Wat voor gevoel krijg ik erbij, aan welke stemming van me word ik herinnerd, wellen er ook emoties in me op, en welke associaties roept het trouwens bij me op? Kortom, wil ik een beschouwing over een vertelling van Simon schrijven, dan dient niet zijn tekst (als iets buiten me), maar mijn beleving van die tekst (als iets binnen me) het uitgangspunt te zijn. Mijn beleving.

Plaats ik het voorgaande in een wat ruimer perspectief, dan geeft het de worsteling weer die filosofen hadden (en nog steeds hebben) om in de fenomenologie door te dringen tot waar het daar in de kern om draait. Die kern is hoe ik, als subject, me verhoud tot mijn omgeving, tot de wereld van de objecten die ik kan waarnemen. De grondlegger van de fenomenologie, Edmund Husserl, wilde dat subjectieve – je persoonlijke vooronderstellingen bij alles wat je waarneemt – er uithalen om tot een zuiver objectieve, wetenschappelijk verantwoorde vorm van waarnemen te kunnen komen.

Dat je dat er uit zou kunnen halen is op zichzelf al de grootste (en onhoudbare) vooronderstelling die je maken kunt, vond Martin Heidegger. En Maurice Merleau-Ponty voegde daar aan toe, dat beide heren het lichaam bij hun beschouwingen hadden vergeten erbij te betrekken. Het menselijke lichaam als het domein waar subjectiviteit en objectiviteit op elkaar worden afgestemd.

Eindelijk een filosoof die ook eens de rest van het lichaam bij de filosofische dialoog probeerde te betrekken. Maar daar haakte Francisco Varela, van origine een neurowetenschapper, op in met begrippen zoals spiergeheugen en ‘belichaamde kennis’ (embodied cognition). En omdat het spierstelsel wordt aangestuurd door de hersenen, kwam het hoofd, met de hersenen als bron van de geest, ook in de fenomenologie weer centraal te staan. Het hart (het inwendige lichaam) leek de strijd voorlopig verloren te hebben.

Tegenwoordig is de fenomenologie een onderdeel van de bewustzijnsfilosofie geworden, een tak van de analytische filosofie. Daar is men tot op de dag van vandaag mee bezig gebleven, namelijk: om de ideeën van Varela verder te onderbouwen, samen met de neurowetenschappen.

In de dynamiek tussen hoofd en hart kan het hart de strijd verloren lijken te hebben, het hart laat zich niet monddood maken: zonder hart kan het hoofd niet functioneren. En dus kampt men bij de bewustzijnsfilosofie met het probleem dat overal kleine subjectieve plaagduiveltjes opduiken, die men probeert te verklaren met ingewikkelde redeneringen en modellen. Conclusie? Of het nu om de filosofie of het dagelijkse leven gaat, als je het hart – je beleving – eruit haalt, houd je een bloedeloos, ten dode gedoemd schepsel over.

Terug naar de vertellingen van Simon. Ze doen me wat. En hoe langer ik er mee bezig ben, hoe meer ze me doen.* Maar als ik probeer om ze cognitief te kaderen, dan verdwijnt alles wat het me doet als sneeuw voor de zon. Eigenlijk is dát het beste compliment wat ik maken kan.

HendrikJan Houthoff
Auteur van ‘Wat het lichaam weet’,
Academische Uitgeverij Eburon, Utrecht, 2023

* Simon noemt zijn vertellingen: fictieve resonanties die zich – vanuit hun beleving van ooit – alsnog op eigen wijze laten vertellen.