Voorwoord Erik Heijerman

Het is al bijna vijftien jaar geleden (2008) dat Simon Buschman een prachtig uitgegeven bundel met gedichten, reflecties en vertellingen publiceerde. Kalm op de vleugels, zo luidde de titel. Opvallend was toen reeds de opname van een groot aantal teksten waarin vertellingen werden gecombineerd met Japanse versvormen (‘de kolibries onder de bestaande dichtvormen’, aldus de toen door Simon geciteerde Kees Fens).

Zo kon de lezer kennis nemen van een reeks tanka/haiku-vertellingen, teksten waarin tanka’s en haiku’s verweven zijn die er een integraal onderdeel van uitmaken. Bij de haikuvertellingen komen we de begripsaanduiding haibun reeds tegen; de tanbun, hier nog: schaduwspoor, wordt later genoemd. Wel stonden er al diverse ‘antwoordverzen’ in; uitwisselingen van tanka’s tussen twee dichters. In Japan is dit sinds eeuwen een geliefde ‘gespreksvorm’.

Ono no Komachi

Ono no Komachi, 834-880

Simon is al zeer lang (vanaf zijn veertiende) door de Japanse versvormen gefascineerd, en ook door de literaire vorm waarin deze verzen vervlochten worden in vertellende teksten. Voor u ziet u nu een website-onderdeel, waarin deze literaire vorm in een aantal hoofdstukken tot een hoogtepunt wordt gebracht. Dit betekent tevens de afsluiting van een levenslange fascinatie.

We komen er drie vertelvormen in tegen: de tanbun, de tanhaibun, de haibun. Dat zijn respectievelijk de vertelvorm waarin tanka’s of tanka’s én haiku’s of haiku’s in een verhaal zijn opgenomen. Ze zijn met dat verhaal verweven. Daarnaast is er nog het kettinggedicht, een dialoog tussen twee of meer dichters (hierover is een apart gedeelte – sbdialogen.nl – samengesteld).

In het proces dat van een conceptbundel tot ‘Vertellingen’ leidde, vond overigens nog een boeiende ontwikkeling plaats. Een groot aantal teksten transformeerden zich van tekst tot ‘beeld & tekst’ of van ‘beeld naar tekst’. Door de toevoeging van foto’s kregen vertelvormen er dus nog een dimensie bij: Taal & Beeld.

De inhoud van het onderdeel ‘Vertellingen’ bestaat uit twee delen. Het eerste deel is te karakteriseren door ‘autofictie van een levensgevoel’ (hoofdstuk I, II, III Tanbuns, Tanhaibuns, Haibuns), het tweede deel door ‘autofictie van een persoonlijk levensgevoel’ (hoofdstuk IV, V). Dit betekent dat Simon uitdrukkelijk zelf (auto) in al deze teksten aanwezig is, hetzij om een levensgevoel onder woorden te brengen in meer algemene zin, hetzij om een persoonlijk levensgevoel te verwoorden dat – min of meer – verbonden is met de biografie van Simon zelf.

Wat het voorlaatste betreft: Simon had een rijk en gevarieerd leven, reikend van een enigszins door mysterie omgeven geboorte, via de ervaringen in een internaat, jaren van onderwijs geven en een therapeutische en coaching carrière naar een meer teruggetrokken leven met zijn vrouw Carla in Spanje (vanaf 2012); na zeven jaar afgesloten door een terugkeer naar Nederland.

Hiernaast is er Simon als dichter en schrijver, die zijn levensgevoel in gedichten en vertellingen tot uitdrukking wil brengen. Daarom vond en vindt hij in de klassieke en moderne Japanse literatuur zoveel aansluiting, want ook daar gaat het niet om het cognitieve, de wetenschappelijke reflectie, maar om het onder woorden brengen van een levensgevoel.

Moeten wij dit alles over Simon weten om de teksten die hierachter volgen te kunnen begrijpen? Ja en nee. In de Nederlandse literatuur is sedert de jaren ’80 sprake van het begrip ‘autofictie’, een term die in 1977 voor het eerst door de schrijver Serge Dubrovsky werd gebruikt voor boeken die tegelijk roman (fictie) én autobiografie zijn. Preciezer gezegd: autofictief zijn die teksten ‘waarin de identiteit van auteur en personage voor de lezer duidelijk is, maar waarbij de auteur bewust contradictoir werkende fictionaliseringstechnieken gebruikt’ (Lut Missine*).

Voorwoord Erik Heijerman

Foto: Erik Heijerman

Bij lezing overkwam het mij regelmatig dat ik dacht dat wat het verhaal vertelt echt gebeurd was, dat Simon het had meegemaakt. Toch bleek dat niet altijd zo te zijn: het verhaal lijkt waar gebeurd, is desondanks fictie maar als verhaal waarachtig**. En zo kan, omgekeerd, een verhaal fictief lijken, terwijl er op de achtergrond toch waar gebeurde gebeurtenissen meespelen.

De meeste verwijzingen in de navolgende teksten blijven dus impliciet, en de vingerwijzigingen naar Simons levensgeschiedenis kunnen ook heel goed fictief zijn. Essentieel zijn ze uiteindelijk niet. Je moet de teksten maar gewoon laten spreken en je afvragen: wat zeggen ze mij? Ze zijn niet informatief bedoeld, maar hebben de intentie een levensgevoel onder woorden te brengen. Het gaat om onzegbare werkelijkheden: het numineuze, het geheimzinnige maar ook zingevende waar het leven ons mee confronteert.***

* Lut Missine: ‘De ontdekking van de ‘autofiction’’, in Parmentier, jaargang 18, 2009, en ‘Oprecht gelogen – Autobiografische romans en autofictie in de Nederlandse literatuur na 1985’, Nijmegen: Vantilt, 2013.

** ‘Een verhaal hoeft niet waar gebeurd te zijn, dient echter wel waarachtig te zijn.’ Margriet de Moor

*** ‘Het buitenredelijke dat zich ter plekke, onzegbaar, als in een sluier van tijdelijkheid aan ons voordoet.’ Aldus Rudolf Otto (1869-1937), geciteerd in Tjeu van den Berk, Het Numineuze, Zoetermeer: Meinema, 2008

* * *

De door Simon vertelde geschiedenissen deden me soms denken aan de verhalen van Cesare Pavese (1908-1950) in zijn verzamelbundel Stilte in augustus, die in die bundel het land van zijn jeugd verheerlijkte en tegelijk mythologiseerde. Hij ontnam de willekeurigheid aan de overweldigende ervaring van de jeugd en zijn herinnering daaraan, en gaf deze iets dat boven het particuliere uitgaat. Dit tref je in de voorliggende bundel ook aan.

Als therapeut en coach heeft Simon een bijzonder zintuig ontwikkeld om in zijn ontmoetingen met mensen in ieder van die mensen iets bijzonders als geheel eigens te zien en dat tevens trefzeker te typeren.

Vogelafdrukken op het strand

Foto: Marianne Kieft

En dat is misschien wat in deze bundel nog wel het meest raakt: vaak wordt het levensgevoel helemaal niet als zodanig of expliciet genoemd. Waar het om gaat is het onder woorden brengen van het bijzondere van mensen en van wat hen overkomt. Daardoor geraakt worden is voor Simon de kern van de inleving én het meeleven, die samen het levensgevoel uitmaken.

‘Autofictie is de autobiografie van het gevoel’, zo citeert Simon als zijn motto de schrijfster Charlotte Mutsaers**** (1942), en dat nu is precies hoe je deze bundel kunt lezen: als de persoonlijke beschrijving van de gevoelens die mensen en wat hen overkomt bij Simon oproepen, gevoelens die hem voeden en hem de pen doen oppakken om ze onder woorden te brengen en zo zuiver als mogelijk te karakteriseren in beknopte teksten, die op hun beurt literair doordesemd worden door Japanse en eigen verzen die er als creatief, verrijkend gist aan toe zijn gevoegd.

Typerend voor Simon, ten slotte, is ook dat hij met deze teksten niet alleen wil staan. Hij wil er graag over communiceren, is benieuwd naar wat ze bij anderen oproepen. Vandaar dat er ook een groot aantal reflecties (27) in deze bundel is opgenomen om te ervaren hoe de verhalen doorwerken in de geest van anderen.

Dat gebeurt natuurlijk op heel verschillende wijze: van de filosofische reflecties van bovengetekende via de persoonlijke en meer gevoelsmatige reflecties van Anke de Lange en Hanneke Meulink-Korf tot de poëtische reflecties van onder meer Job Degenaar en de rengadichters in het onderdeel ‘dialogen’. Deze maken het geheel nog rijker dan het al was.

Ik wens u dan ook veel leesplezier met deze bijzondere bundeling van bijzondere verhalen over bijzondere mensen!

**** Charlotte Mutsaers is ook beeldend kunstenaar. Haar schrijvend en beeldend werk zijn vaak nauw met elkaar verbonden. Als dubbeltalent komt juist daarin ‘autofictie als de autobiografie van het gevoel’, gedragen door haar genuanceerd en persoonlijk levensgevoel, op bijzondere wijze tot uitdrukking.

 
 

Vorige pagina: Inleiding          volgende pagina: Drie vertelvormen