Wie reist, reist naar zich toe

Job Degenaar, reflectie

Klonken de vogelstemmen op het moment dat Buson zijn nachtegalenhaiku schreef nu dichtbij of helemaal niet meer? Bedoelt hij dat de zang van nachtegalen op dit moment een groot muzikaal feest voor zijn juichende gehoor vormt, vergeleken met vroeger, toen hij ze slechts op de achtergrond ervoer? Of zijn ze verdwenen in zijn huidige levensfase, is er weemoed om wat voorbij is?

Buson drukt zich nog iets subtieler uit: hij spreekt van ‘weerklonken’. Een weerklank komt achteraf, dus later. Voor wie het werk van deze beroemde, wat melancholisch gestemde haiku-dichter kent, is het zonneklaar dat hij wilde zeggen dat de dagen waarop hij die ‘bedeesde’ (Buson) nachtegalen van ver in bossen hoorde, tot het verleden behoren. Het kan niet anders of hij betreurt dat en verlangt terug naar die overweldigende ervaring.

Verlangens zijn talloze stippen aan de horizon, die soms fel kunnen oplichten, dan weer verflauwen.

Landschapsfoto bij een reflectie van Job Degenaar

Foto: Job Degenaar

Toen ik zes was, wilde ik ‘vliegenier’ worden. In de korte tijd die daarop volgde, doofde dat verlangen, samen met het woord ‘vliegenier’, dat door ‘piloot’ vervangen werd. Destijds had ik geen enkele reële voorstelling van dat beroep. De vereiste technische kennis, de monotonie van dagelijkse vluchten, de eenzaamheid in vreemde hotelkamers en de risico’s die bij het vliegen horen, speelden geen enkele rol, waardoor dat vage verlangen juist kon ontstaan.

De bron van een toekomstgericht verlangen is immers verbeeldingskracht die (nog) niet door de realiteit om zeep wordt gebracht. Ik wilde alleen maar vliegen, boven alles en iedereen uitstijgen. Buson daarentegen verlangde naar iets moois wat hij juist heel concreet gekend had.

Op zesjarige leeftijd werd ik ook voor het eerst verliefd. Mijn vliegwens verdween naar de achtergrond door deze andere bevlogenheid, een ‘opgaan in verbondenheid’**. Ik verwoordde mijn verliefdheid in zuivere jamben maar kreupele zinsbouw:

Yvonne Stolk
geef mij een zoen
en ik jou ook een zoen

Tortelduiven - een reflectie van Job Degenaar

Foto: Job Degenaar

Tijdens je levensreis komen zoveel verlangens naar toekomst en verleden voorbij die slechts deels kunnen worden ingewilligd. Busons ‘stemmen’ brengen mij terug naar mijn vroegste jeugd, de jaren waarin je je verwonderde om al het moois dat je voor het eerst ontdekte en waarvoor je als volwassene zo afgestompt bent geraakt. De kracht van Busons haiku zit in het opnieuw laten beleven van het verloren gegane.

In deze renga verwoorden Rachel van Lier en Simon Buschman het proces van reizen en afscheid nemen, van jezelf of van anderen. Wie reist, laat iets achter:

Vaak zitten ze zwijgend tegenover elkaar
de reiziger en zijn verleden
hun blikken ontwijken het liefst de ander*

Het gedicht waaruit deze regels komen, opent met een haast tegengestelde bewering: ‘Wie reist, reist naar zich toe’.

Reizen is een queeste, vooral in je geest, en heeft twee tegengestelde functies met dezelfde uitkomst: ‘reizen is jezelf ontlopen’ (waarmee je bedoelt: het ontlopen van je dagelijkse leven, dat je afhoudt van de essentie van je bestaan:

ontloop daarmee
wekenlang mijzelf

Van Lier

Reizen is ook jezelf hervinden, een aanvaarden van de situatie waarin de ‘ik’ zich bevindt:

in het dal zilvert een beek
is er onmiskenbaar, ginds

Buschman

Gevaren die het zicht op verlangens doen verbleken, zullen er altijd zijn. In de renga’s in zuidelijke landschappen worden die geduid als ‘grimmig landschap’ en ‘valken’, natuur-ingrediënten die ook kunnen huizen in je geest. Maar daarnaast zullen er altijd verlangens zijn als die zilver glinsterende beek in dorre streken, die het leven draaglijk maakt en je boven jezelf en je beperkte omstandigheden tilt.

Wie reist, reist naar zich toe - Job Degenaar

Foto: Job Degenaar

Die je doet vliegen door overwinning van de zwaartekracht of door een andere alles ‘overstijgende’ ervaring, zoals liefde of vriendschap.

En, we gaan in dit leven samen tot waar ‘het wandelpad (op)houdt’Van Lier, zien daar ‘de poolster opkomen’. Tot die tijd vormen we een

klein dierbaar verbond
tegen de machtige leegte van het heelal**

Maar het afscheid komt, inherent aan dit leven:

tegen de morgen zien wij
het daglicht ieder elders

Buschman

 

* Fragment uit de bundel ‘Dus dit is zomer’, Job Degenaar, uitg. Thomas Rap, 1998
** Fragment uit de bundel ‘Hertenblues’, Job Degenaar, uitg. Liverse, 2017

 

Vorige renga: Renga met Rachel van Lier          Volgende renga: Renga met Kees Donkelaar