Windstilte

De witte villa. De tuin eromheen is verwilderd, het smeedijzeren hek langs de straatkant roestig. Ik sta hier menig keer, vooral op woensdagmiddag, wacht tot zij knikt en met een klein handgebaar wenkt. Zij zet de voordeur op een kier. Ik wacht in de gang tot zij roept. Dan zitten we aan tafel of buiten op het groenbemoste terras, onder bomen met zwammen en doen allerlei spelletjes. Zij vertelt me van alles, ik ben een en al oor. Na een uurtje ga ik weer.

* * *

Die keer: Wij staan achter de openslaande deuren. Het waait ontzettend. Het huis kraakt in zijn voegen. Zij haalt twee stoelen, wij kijken naar buiten, naar de zwiepende boomtoppen, de voortjagende wolken. Soms duikelen een paar kauwtjes langs. Ik ben gespannen, onrustig. Zij neemt mij op schoot en neuriet, begint zachtjes te zingen, menig liedje dat ik ken, en zegt: “Luister eens, wanneer de storm even niet gromt, is het stil, zo stil als de wolken altijd zijn; want wolken hoor je nooit; wel de wind.”

Ze gaan hoogboven langs,
dicht bij elkaar in de buurt,
steeds naar een horizon.

Wanneer zo’n moment daar is, heft zij haar rechterwijsvinger. “Hoor je het, het is nu heel stil.” Ik knik, begrijp wat zij bedoelt, ga er zelf op letten. Ik knik als het weer stil is. Dan zegt zij: “Nu zingen de engelen. Die kun je alleen maar horen wanneer het stil is, wanneer de stormwind even stil is. Die engelen zijn onze fijne vrindjes; net als de wolken.”

Thuis loopt moeder bij heftig onweer met een palmtakje en wijwater met ons door het huis. Bij iedere bliksem, de denderende donderslag erna, het langgerekte nagrommen, zegent zij het huis, bidt dat wij behouden blijven. De angst van die momenten zijn voor mij voorbij wanneer ik weet dat in de stille momenten onze vrindjes, de engelen zingen, onze maatjes.

De bomen zuchten:
het lijkt dan of engelen
wat droevig zijn.

Vanaf mijn veertiende doe ik bijna dagelijks aan zenmeditatie. Tijdens een week zenmeditatie – 1980, volop najaar – stormt het, buldert de wind. Ik concentreer me op de windstiltes. Dan verdiept mijn zenmeditatie zich. En vanaf dat moment komen de engelen terug, maar uitgezuiverd in een andere hoedanigheid, net als de wolken; en blijkt een palmtakje met wijwater een dierbaar aandenken, want er heeft een wezenlijke transformatie plaatsgevonden. Zo kan in ons leven de tijd een aantal keren kantelen, welke kant dan ook uit.

 
 

Vorige vertelling: Zuurdesem          volgende vertelling: De doffe gloed