Een sperwer scheert
– de vleugels zwiepend –
ergens op af.
Voor het raam staand: met een doffe dreun slaat een vogel tegen de zijkamerruit. In een fractie van een seconde zie ik: een duif – de duif die – weerkaatsend – met twee klauwen gegrepen wordt door de sperwer; en deze wég is met de prooi.
Ietwat bekomen van de schrik: het silhouet van de duif op de ruit, een zacht grijswitte tekening, de vleugels gespreid, de staart breed, de borst een ronding, de hals en het kopje naar links. Dit alles haarscherp, tot in de finesses, levensecht. Ook de volgende dag: alsof de duif blijven wil.
Dan, het lijkt meer of de duif ontzield is; het de ziel van de duif zelf is. De ziel die zegt: je kunt bij toeval of heel gericht een prooidier worden. De ziel die er getuigenis van aflegt: zó werkt het in de natuur: jij – je kunt vaak of zelden gevrijwaard blijven van het fatum: gegeten worden.
Voor de spiegel staan,
jezelf in de ogen kijken,
indringend – en pas
op het gegeven moment
‘zie de mens, zie mij’ zeggen.
Theo Fransen
Reflectie
Het inzicht
In verloren momenten kijk ik wel eens naar een natuurfilm op National Geographic. Naast wonderbaarlijk uitziende dieren kijk ik vooral graag naar predators, roofdieren die achter hun prooi aanzitten. Fascinerend is dat. Schijnbaar emotioneel onaangedaan verorbert de leeuw een hert of kraakt een krokodil, die ultieme moordmachine, een vis of een klein zoogdier, en slikt die in zijn geheel door – hij kan niet kauwen.
En zo lezen we in de vertelling dat een duif, voordat deze gegrepen wordt door een sperwer, tegen een zijraam knalt. Vervolgens blijft zijn silhouet daar voor de verteller zichtbaar, in al zijn nuances.
Gaandeweg transformeert die duif. Wat overblijft is zijn ziel, met een boodschap voor de verteller: jijzelf kunt net zo goed een prooidier worden. Vaak worden we van het fatum gevrijwaard, maar wie ontsnapt er in het leven uiteindelijk níet aan het wrede noodlot? ‘De adem in onze neusgaten is vluchtig als damp, het verstand niet meer dan een vonk in ons binnenste.’ (Wijsheid 2,2)
Dit wisten we natuurlijk allemaal wel. Maar er zijn van die momenten dat het opeens een existentieel en angstwekkend inzicht wordt, dat ons overvalt en verlamt. Is dat het wat de verteller probeert over te brengen? Opeens dringt het in al zijn intensiteit tot hem door: net als de duif kan ook ik gegeten worden, verslonden worden door het noodlot. Dan rest niet veel meer dan te zeggen: ‘zie de mens, zie mij’!
Erik Heijerman
Volgende tanhaibun en reflectie: Henk van der Werff + Chris Van de Rijck