Zijn wolken – 1

Mijn vader, timmerman, wist veel van wolken. Hij sprak er zelden over, zijn blik was wel vaak ‘naar boven’ gericht. Hij knikte dan ritmisch ‘ja’ of trok zijn onderkin op als hij aan iets leek te twijfelen; met steeds zijn linkerhand op zijn achterhoofd. Mijn moeder verloor zich in lezing van de bijbel: ‘Gods Woord. Makkelijk schrijven kan Hij niet.’

Wij woonden afgelegen, in de buurt van een gehucht (amper 300 inwoners) met een kerk en een starre dominee. Zijn vrouw, zo ging het gerucht, had een kind van een andere dominee, een rekkelijke. Dat kind was mijn vriend. We hadden beiden rood haar, stotterden en werden vóór en vooral na schooltijd flink gepest. Daar hadden we het niet over. We trokken er veel op uit, kilometers rondom het dorp (een kleine duizend inwoners) waar wij woonden. Want we kregen ieder een fiets, fietsten er iedere dag flink op los. Hij won meestal de sprints, ik kon hem op lange vlakke wegen goed aan, vooral met wind op kop. Dan won ik. Hij zei dan: ‘Ja, zo kan ik ook winnen.’ Dat was ik met hem eens.

Wolken, voorbijgaand

Foto: Simon Buschman

Dan de dag dat ik hem vertelde dat mijn vader graag naar wolken keek. Dat was een paar maanden nadat hij door een dronkenlap aangereden werd en ter plekke doodging. Bij de begrafenis had de dominee het ook over wolken. Ik begreep die man niet. Hij had het over wolken die onderweg zijn naar God. Volgens mij gaan ze naar de horizon of blijven als vlokken schapenwolken boven de weilanden en spiegelende meren hangen; nogal lang, soms urenlang.

Al heeft hij geen brug,
de wolk zal opwaarts stijgen,
hoog de hemel in;
hij zal de steun niet vragen
van de Boeddha-leerdichten.

Sojun Ikkyu, Zenmeester, 1394-1481

Mijn moeder ging een paar jaar later dood aan een hersentumor, hoe ze ook bad en om vergiffenis smeekte. Ik weet nog steeds niet waarom. Ik kwam in een gastgezin, nog een, toen een internaat, want ik was knap lastig geworden. Ze konden me wat. Als ik door het lint ging, kwam ik pas tot rust door naar mijn vaders wolken te kijken; die te ervaren, te ‘zien’: … en aan mijn moeder te denken, met haar neus urenlang in ‘haar’ Bijbel. Mijn lieve vriend miste ik ook. Die heb ik sindsdien niet meer gezien; of iets over gehoord. Hij is volgens geruchten ergens naar de Achterhoek gegaan.

Aan de horizon
doemen vanachter het bos
stapelwolken op;
het groen van de weilanden
vervaagt in het vaalgrijze.

Toen ik achttien werd, hoorde ik dat ik de erfenis van mijn ouders kreeg. Ik kocht een flat met een klein dakterras. Toch ging het niet goed met me, ik raakte aan de drugs. Het werd van kwaad tot erger. Dan die nacht. Ik werd veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf; keek uit op de binnenplaats.

Na ruim een jaar schreef ik de directeur. Of ik een cel aan de westkant kon krijgen, zodat ik de ondergaande zon kon zien; en de wolken in het avondrood. Het antwoord was, cynisch: ‘Nee; beschouw dit als onderdeel van je welverdiende straf.”

Maandenlang was ik ziedend maar liet niets merken. Intussen las ik, las ik en las ik. En zag een oproep voor een schrijfproject voor gedetineerden. Zo kwam ik in contact met een schrijfcoach die mijn zielenmaat werd. Om de week een brief aan hem en een brief van hem. Daarin veel over wolken.

Het zijn de wolken
in weer en wind, hoog-laag,
bij avond, ‘s winters,
die diep aan mij voorbijgaan,
ergens in een regenplas.

Met de bijbel konden we niet zoveel. Die lieten we daarom maar liever rusten.

Uiteindelijk pakte ik met een psycholoog ‘die nacht’ op. Het bleek van doen te hebben met mijn vader die met mij nooit, nee, zelden over ‘zijn wolken’ sprak. Ze werden daarom niet ‘onze wolken’. De bijbel van mijn moeder werd niet onze bijbel en mijn vriend (ik mis hem) was goed in de sprints maar stelde weinig voor bij de wind-op-kop-ritten; die won ik eigenlijk te makkelijk.

Wolken in de ondergaande zon

Foto: Simon Buschman

Sindsdien zijn wolken (in al hun vormenspel) mijn maatjes; zolang het duurt. Ik ben niet erg gelukkig, red het wel, denk ik.

 
 

Vorige reflectie: Haar eigen kompas          volgende vertelling: Zijn wolken – 2