Thb Annemiek ten Have + Refl. Vera Bergman

Om de veertien dagen op woensdagmiddag twee uur ga ik naar de andere kant van het gebouw. Daar is de lange gang met zestien spreekkamers waarvan er twaalf in gebruik zijn. Mijn afspraak is om half drie in spreekkamer 9 met op de deur: Dr. Frans Ferdinand; daaronder: Psychiater. Het half uur ervoor loop ik door de gang heen en weer, sta soms stil, niet om te proberen naar een gesprek te luisteren maar omdat het klinkt als geroezemoes, zo mooi om te horen. Een enkele keer gaat iemand tekeer of wordt er gesnikt.

Kamers vol woorden:
gekeuvel, luid stemmenwerk,
‘help me’ – of leegstand.

Aan het eind van de gang staat een bank met aan beide kanten een zitgedeelte. Voel ik me niet zo goed of houdt iets me erg bezig of ben ik boos, dan kijk ik de gang in met al die dichte deuren en die eentonigheid, die leegte. Dat is zo ongeveer zoals ik dan ben. Gaat het prima met me, ben ik opgewekt of heb ik grootse plannen, ik kijk naar buiten en zing luiduit, ongeacht het weer. Het mooiste is wel wanneer er ook een vlucht vogels langskomt of de zilveren torenhaan van tijd tot tijd zonlichtflitsen geeft.

Ieder gesprek begin ik met: Mijnheer Ferdinand, zojuist keek ik de gang in – of – naar buiten. Hij zit op dat moment rechtop, in het midden van zijn stoel, knikt en gaat naar de linker armleuning (bij: naar buiten kijken) of naar de rechter (bij: de gang in kijken).

Zo wemelt het van de gewoontes met een zo-hoort-het, zo-moet-het, zo-doe-IK-het, zo-dus-verleidt-iets-me. En sinds lang al: zo-dwingt-heel-veel-me. Het vele waar ik ontzettend aan vastzit en waardoor ik – nog steeds – gestuurd word. Dat mij bepaalt.

Wat ik doe of laat
zegt je nog niet wie ik ben –
hoe jammer dan ook;
‘mijn buiten’ geeft helaas aan:
je komt moeilijk bij me binnen.

Annemiek ten Have

Dialogen - Simon Buschman

Reflectie

Toen en nu

Mijn reflectie begint met wat Karin, een lieve vriendin, me jaren geleden vertelde:

Eind van de Basisschool trekken wij, buurmeisjes, Karin en Miriam (naar hier verhuisd), veel met elkaar op. Miriam en haar geleidehond Bor gaan elke dag naar het speciaal onderwijs. Ik wacht haar bij terugkomst vaak bij haar thuis op. Miriam heeft het thuis prima naar haar zin en komt ook graag bij ons. We spelen tevens veel met de buurtkinderen. Het lukt ons meestal vrij goed om Miriam bij het spel te betrekken. Dat kunnen kinderen.

Soms voel ik mij bij Miriam thuis – gezien de speciale zorg die Miriam vraagt – iets van een indringer. Maar haar ouders ontvangen mij steeds heel open, zijn altijd even hartelijk. Wij kunnen gevieren heel goed overweg met elkaar; we wisselen van alles aan elkaar uit.

Mijn vader, bioloog, gaat iedere zondag om de veertien dagen met de vader van Miriam, ook bioloog, op pad om een ‘vierkante meter grond’ te onderzoeken, in het bos, in een park, in een weiland, op de heide of in de achtertuin van hen zelf. Zij nemen er alle tijd voor om te onderzoeken wat er zich bevindt aan plantjes, diertjes, de grondsoort ter plekke.

Miriam en ik mogen vaak met hen mee en vinden het geweldig. Al die aandacht voor het kleine op één vierkante meter. Intussen zijn zij ook alert op vogelzang; de verrekijker bij de hand. En om en om hebben zij de ‘noteertaak’. Maar vooral, zij betrekken Miriam er op een gewone en daarom bijzondere manier bij; laten haar dikwijls voelen, ervaren wat wij zien.

Thuisgekomen gaat de ‘noteerder’ de aantekeningen uitwerken. Eind van de middag wordt alles besproken, een glaasje erbij en dan met elkaar in het gezin van die dag de maaltijd met elkaar. Miriam doet met alles mee. Bor blijft in haar buurt; dut vaak, blijft toch alert.

In elk van de woningen wemelt het van de planten; en wordt ons er vaak over verteld. Ik merk ook steeds meer hoe geordend het in ieder huis is. Mijn en haar ouders vertellen er ons op een heel begrijpelijke wijze over; ook over het nut ervan en het bijzondere: alles lijkt met alles samen te hangen, ook in elk gezin en in de onderlinge vriendschappen.

~ ~ ~

Tot zover wat Karin mij vertelde. Deze herinnering kwam bij mij omhoog toen ik op een literaire avond Annemiek ontmoette. Het klikte direct maar het was zo anders. Zij vertelde honderd uit, vooral over zichzelf; en ook dat zij in een behandelhuis zat vanwege ernstige dwangstoornis. De manier waarop zij mij toen en vaak aankeek, raakte me en tegelijkertijd bleef er een soort afstand naar elkaar. Dat was wederzijds. Een erg vreemde ervaring.

Mijn bezoekjes aan Annemiek waren voor mij steeds erg emotioneel; maar ik hield me groot; Annemiek evenzeer. Meer en meer merkte ik dat er een soort pantser om haar zat. Dat zij daarop moest reageren ‘in opdracht’ van dat merkwaardig gegeven: dwangstoornis.

Een keer werd ik uitgenodigd bij een gesprek van Annemiek met psychiater Ferdinand. Ik was nogal zenuwachtig, gespannen; Annemiek ook. En het werd me toch een ontzettend goed gesprek gedrieën! Vooral vanaf het spontane moment: ‘Een vriendin van me uit mijn jonge jaren is visueel gehandicapt en heeft daarom een geleidehond, Bor. Wanneer je gevangen zit in ‘een dwanggreep’, is er dan geen hulphond voor Annemiek te vinden?’ – – –

Twee jaar later waren Annemiek en hulphond Bor op elkaar ingesteld. En wat er gebeurde!

Vera Bergman

 

Vorige tanhaibun + reflectie: Simon Buschman + Annemiek ten Have          Volgende tanhaibun + reflectie: Erik Heijerman + Inge Steenmeijer