Aantekeningen

I

Zomaar op een middaguur — titelgedicht, opgedragen aan m’n zus Anne-Marie (1949-2000), m’n soulmate, moeder van twee zonen, beeldend kunstenaar, galeriehouder, (voedings)psycholoog, auteur van ‘Hoera’, leesboek voor kinderen. Zij overleed aan longkanker, pas vijftig jaar jong. Ik schreef voor haar menig gedicht, zoals:

Naast de open haard (erboven
het gezegde Fata ferenda
— Draag je lot) liggen
houtblokken van olijven klaar.

Intussen: het oudkoperen patin
geeft het Fata ferenda
— ons beider levensdevies —
een bezonken historiciteit.

Tanka en Sedoka — De tanka en sedoka zijn van herkomst Japanse dichtvormen, bestaande uit vijf of zes dichtregels; zoals ook de haiku met drie regels. Deze vormen beoefen ik graag. In de bundel zijn negen suites met tanka’s of sedoka’s opgenomen. In tanka en sedoka vallen natuurimpressies samen met een eigen beleving. Kees Fens noemde de haiku, tanka, sedoka en hun suites de kolibries van de verfijnde, inlevende poëzie.

Het water blauw — Er zijn ervaringen en/of belevingen die op een gegeven moment of in een cruciale fase zin geven aan het/ons bestaan. Ze verwijzen niet naar iets anders, vragen niet om heilig geloof of ongeloof; ze zijn er, zomaar: moments of being. Zoals de Verlichting in Zenboeddhisme & Zen, de Aanschouwing in Mystiek. Om het unieke hiervan zegbaar te maken, noemde theoloog Rudolf Otto dit in 1917: numineus — dat wat onuitsprekelijk is, maar daadwerkelijk bestaat, gebeurt en ervaren kan worden; een existentie. Tjeu van den Beek schreef er een belangrijk boek over: Het Numineuze.

De ophaalbrug — Thema: Fata via invenient — Wat voorbestemd is, vindt onontkoombaar plaats; jazeker! — Mijn ouders zijn overleden met hun eigen zekerheid dat ik kind van een passant was, Bas de Bruyn. Zij zwegen hierover. Pas op haar sterfbed vertelde moeder mij over ‘de gebeurtenissen’. In 2017 bleek ik na dna-analyse tóch kind van mijn eigen ouders te zijn wat uiteraard de contacten tussen moeder en de passant niet uitsluit. Ik gaf dit alles op den duur een plaats door te beseffen dat ik ‘kind van twee vaders’ ben: vader Buschman en die andere vader.

Dood noch leven — Woestijnwandelen was voor mij ‘een stil, soms randpsychotisch opgaan in het landschap’. Ria Zifkamp herkende dit zeer.

Het Hooglied — Ard Verhoef was een meervoudig en ernstig mentaal gehandicapt kind. Hij verbleef, levend op de grens van vegeteren, in een speciaal kindertehuis. ‘Ardje’ stierf ‘zomaar op een middaguur’, zes jaar jong, toen al moegeleefd; met bovendien geen enkel besef ervan. Althans, dat menen wij. Zijn moeder Ida zag dat anders. Zij leefde in de teksten van Hadewijch, in de eenwording van al wat is.

Tijd en zicht — Dit gedicht: een reflectie op mijn werkzaamheden als executief consultant, (life)coach, individueel therapeut. Na ruim twintig jaar heb ik mijn praktijk afgerond — eind 2014, begin 2015.

Dichtbij veraf — Mijn vier zonen: Guus, Armand (tweeling), Marco, René.

Slagregen — Dit gedicht ontstond in de periode dat Karin Ysbrandy haar carcinoomperiode doormaakte; met alle ups en downs. Tussen 2000-2002 overkwam mij dit ook. Zoals zovelen: met goede afloop.

Psychotherapie 1, 2, 3, en 4 — Oeuvre van Alberto Nepomuceno (1864-1920), in het bijzonder: Suite Antíga. Op aanbeveling van Molle Jan Eijer (eerste psychotherapie) had ik tien gesprekken met Niek Treurniet, een zogeheten biografische anamnese; hierna nog drie psychotherapieën. Voor mij werden ze de kroonjuwelen in mijn leven; maar niet zomaar!

Elders — Ayalah Boas was als verpleegkundige en logopediste in een periode van taalherstel zeer belangrijk voor mij. Enkele jaren later overleed zij door onderkoeling, bevriezing. Zij liep in een zomerjurk buiten; was namelijk getroffen door een vroege, verwoestende dementie. Dat proces heb ik van nabij meegemaakt.

 

II

Mare – ongeboren — Jacq van den Broek en Chris vroegen voor de annonce van hun dochter die Mare zou gaan heten een tanka te schrijven. In een doorwaakte nacht schreef ik tien tanka’s. Later vertelde ik dat mijn ongeboren dochter – van ooit – Mare zou zijn gaan heten. Zo vallen hun en mijn moment samen; echter, voor mij met de toevoeging … maar niet.

Vast wel — Thema: Fata ferenda — Draag je lot. — Een mantra! — De ‘gravin’ bleek later de huishoudster van een vicaris. Tijdens diens afwezigheid (hij had een kerkelijk internationale diplomatieke functie) verzorgde zij de donaties en giften; ook voor het internaat. Daardoor verwierf zij de eretitel ‘gravin’; genoot ervan. Ik was enige tijd haar oogappel en als veertienjarige zeer op haar gesteld; zelfs meer dan dat.

Het schaakspel — Schaken, een van mijn passies. Maar met vader Buschman heb ik nooit geschaakt. Ik denk wel dat het tussen ons zó gegaan zou zijn — vanuit dat onderliggend gevoel.

Welbekend — Ricky Hoek heeft nooit ‘de waarheid en werkelijkheid’ over haar bio-afkomst verkregen. Zij werd daarin — zelfs op ingenieuze (listige) wijze — voortdurend misleid; en leed daar zeer onder: ‘Ik ben tot vleesgeworden deceptie verworden; en sterf af.’ Haar vroege dood kan er mee van doen hebben. Haar enige troost: haar kinderen. Vanuit de SVV — Stichting Verwantschapsvragen en als adviseur van het tv-programma DNA Onbekend maakte ik veel vergelijkbare situaties mee; schrijnend.

Vaagtaal — Als er iemand is die geen vaagtaal spreekt? Maarten Frankenhuis. Juist en waarachtig taalgebruik staat hoog in zijn vaandel.

Zij — Na de ‘gravin’ was Ria Tromp tijdens de internaatperiode mijn grote maar ook onmogelijke liefde. Ik zat als vermeend buitenechtelijk kind op het internaat (een seminarie) zonder enige roeping tot priesterschap; diende mij echter te gedragen als seminarist. Ik deed dat, zes jaar lang. Terugkijkend is het ‘een onthutsende leergang’ geweest!

 

III

Een wandeling — Thema: Fata obstant — Het lot en/of het noodlot staat ertussen; wringt zich er desnoods tussen. Ini Luyk: ‘Misschien zijn wij voorbestemd om — als het mogelijk is — dicht bij elkaar in de buurt te zijn en te blijven, maar tevens ieder ook een eigen leven te leiden.’

Zie nu, sneeuw van hier — Zovelen ben ik dankbaar, voor velen heb ik diep respect. Toch noem ik hier in het bijzonder Hanneke Meulink-Korf; zij was/is als persoon, collega, auteur, gesprekspartner me dierbaar. Isaac Bashevis Singer zei ooit: ‘Bijzonder hoe iemand een parel kan zijn; en ook zo leeft.’

Het mag — Het leven van Barend Duwaer stond vanaf zijn achttiende meer en meer in het teken van: uitzichtloos lijden onder ogen zien, desondanks bestrijden; en volhouden. Totdat ’t niet meer vol te houden was; en ’t eindelijk ook niet meer hoefde. Hij koos zijn eigen sterfdag.

Iets langdurigs — Sergei Rachmaninov (1873-1943), Pianoconcert 2, adagio sostenuto. Voor mij: ware berusting! — De pater-bibliothecaris was in mijn internaatperiode twee jaar mijn key-person, mijn mentor. Hij werd ‘op een plotse, droeve dag’ opgenomen in psychiatrie; in een streng gesloten afdeling – ergens! Sindsdien heb ik hem niet meer gezien of gesproken, ondanks enkele zoektochten. Hij was een tot priester gewijd buitenechtelijk kind uit de lagere adel; zeer vroom, overgevoelig, kwetsbaar en ten diepste vereenzaamd; hij werd uiterst mensenschuw.

Vanwege — Vrij spoedig na vaststelling van pancreascarcinoom stierf Marjo; zelfgekozen: 26 oktober 2015. Wij namen nog persoonlijk afscheid.

Zinsbegoocheling — Thema: Omen fati — Een voorgevoel van sterven in de cyclus van ieders lotsbestemming. Dat ‘het weten van’.

Te jong — De moeder van Nadia Stern kwam om in Auschwitz. Nadia groeide op in een warm pleeggezin, maar haar — bij het ouder worden — diep levensverdriet om haar moeder gaven mede voeding aan haar besluit tot geplande zelfdoding; door verdrinking.

Ziedaar — Carlijn, dochter van Maartje en Ron; Aurora voor Carla en mij. Wij waren Maartjes ‘zelfgekozen ouders’. Tot haar verraad ons trof.

 

IV

Ja, stel je voor — Na een psychotherapie bij Molle Jan Eijer en vóór aanvang van de drie psychotherapieën erna, had ik tien gesprekken met Niek Treurniet, een eminent psychoanalyticus / psychotherapeut, voor mij een vertrouwensman. Na de gesprekken was er een urenlange evaluatie — met tevens een vooruitblik waarin onder meer z’n warme aanbeveling: “Je hebt taalbewustzijn voor het dichterschap. Doe er wat mee; of niet.”

Wat laat — De wereld van verwantschapsvragen (je afkomst) bevat veel tragedies. De vraag naar ‘het fatum’ is erin herkenbaar zoals in ’t tv-programma DNA Onbekend. Het geeft eveneens (veelal: eindelijk) een gevoel van bevrijding, recht gedaan worden, erkenning — tja, alsnog.

Een eigen handschrift — Het gedicht dat ik heel dicht bij mijzelf hou.

Dichterbij — Tja, eindelijk: de lemniscaat, een decennialang proces.